Uitspraak
1.Inleidende overweging in alle zaken
N.B.en
R.T.. In rechtsbijstandsverlening aan
N.B.is inmiddels (andermaal) voorzien.
R.T.. Nadat de eerste ronde van regie ook in zijn zaak is gevoerd – net als eerder ook de zogenoemde preliminaire fase – is hij sindsdien tot op heden (in de strafzaak [2] ) van rechtsbijstand verstoken. Heeft de verdachte op 18 september jl. door tussenkomst van een advocaat nog aan het hof als zijn verwachting verwoord, dat op korte termijn weer in zijn verdediging in de strafzaak zou zijn voorzien, op 24 september jl. heeft de verdachte door tussenkomst van die advocaat te kennen gegeven dat en waarom hij daar toch niet in is geslaagd. Daaraan is het verzoek aan het hof verbonden om te bemiddelen, door het aanwijzen van één of meer professionele rechtsbijstandsverleners. Van het ter terechtzitting geven van een nadere toelichting aan het hof heeft hij afgezien. In dat laatstbedoelde bericht heeft hij aangekondigd dat hij in het geval van zijn verplichte aanwezigheid ter terechtzitting zou volstaan met de verwijzing naar de inhoud daarvan.
Overwegingen en beslissingen op verzoeken die zien op PGP-bewijs en de kroongetuige
M.R.,
S.R.en
R.T.nog niet heeft beslist op het gedane verzoek tot het stellen van
prejudiciële vragen aan de Hoge Raad“… met betrekking tot de toepassing van de wettelijke regeling aangaande de kroongetuigenregeling voor het toetsingskader als de besluitvorming over de bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van de kroongetuige”. Het waren redenen van proceseconomie die maakten, dat het hof de beoordeling en beslissing van dit verzoek tot een nader te bepalen moment in de regiefase van het hoger beroep heeft uitgesteld. Het hof acht het aangewezen die beslissing heden te geven, naar zal blijken niet alleen in die zaken, maar in alle zaken.
R.T.zijn gedaan: de evidentie van die onderwerpen als onderwerpen van debat, en redenen van proceseconomie.
N.B.heeft zich, aanvankelijk door middel van een enkele verwijzing per e-mailberichten, ter terechtzitting van 23 september 2024 aangesloten bij alle verzoeken die in de andere zaken ter (regie)terechtzitting van het hof zijn gedaan. Het hof begrijpt, mede gehoord wat door de verdediging ter terechtzitting van 3 oktober jl. naar voren is gebracht: voor zover op die verzoeken nog niet is beslist en voor zover die betrekking hebben op die onderwerpen van PGP-bewijs en de kroongetuige.
N.B.gedane verzoeken voor zover die zien op het onderwerp van de
kroongetuige, heeft het volgende te gelden. De in de andere zaken gedane verzoeken – waarbij de verdediging zich heeft aangesloten – strekken tot het vergaren van materiaal, dat in het voorkomende geval kan bijdragen aan het kunnen opkomen tegen de rechtmatigheid van de door de Staat met N.B. gemaakte (verklarings)afspraak en/of de betrouwbaarheid van de door hem als getuige afgelegde verklaringen. Dat bij de verdediging in de strafzaak tegen N.B. interesse kan worden verondersteld bij (de inhoud van) dat materiaal c.q. de (on)gegrondheid van in die andere zaken te voeren rechtmatigheids- en betrouwbaarheidsverweren laat zich vanwege de vervlechting van zijn positie als verdachte en getuige en de belangen die daaraan mogelijk kunnen worden verbonden goed verklaren. Maar enkel daarmee is het strafvorderlijk (verdedigings)belang noch de noodzaak van toewijzing van elk van die verzoeken in ook zijn strafzaak zonder meer gegeven, terwijl dat belang/die noodzaak ook overigens onvoldoende door zijn verdediging is geadstrueerd. Bij die stand van zaken
wijst het hof die door het in generieke zin zoeken van aansluiting bij de onder deze noemer gedane verzoeken af, tenzijuit wat hierna door het hof wordt overwogen en beslist anders blijkt.
“Verzoeken en het karakter van het hoger beroep: voortbouwend”en die ten aanzien van verzoeken die betrekking hebben op onderwerpen die naar het inzicht van het hof naar hun aard zaaksoverstijgend zijn dan wel anderszins een materiële samenhang hebben.
Mao R.heeft – bij appelschriftuur van 22 maart 2024, zoals nader toegelicht bij brief van 3 juni 2024 en, mondeling, ter terechtzitting van 4 juli 2024 – diverse verzoeken gedaan met betrekking tot het onderwerp PGP-bewijs. Wat betreft het belang van de verdediging bij deze verzoeken houdt de brief van 3 juni 2024 het volgende in (pagina 2):
A.B.,
Z.H.(met uitzondering van het verzoek tot inzage in alle ontsleutelde data),
M.M.(alleen bij het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU),
M.R.en
S.R.(telkens met uitzondering van het verzoek tot inzage in alle ontsleutelde data),
Mario R.en
R.T..
N.B., die zich bij e-mail van 2 augustus 2024 (opnieuw) heeft gesteld, heeft aangekondigd, zowel in dat bericht als in een e-mail van 4 september 2024, dat de verdediging zich wenst aan te sluiten bij alle onderzoekswensen van de medeverdachten. Ter terechtzitting van 23 september 2024 heeft deze verdediging dit verzoek formeel gedaan.
in alle zaken (ambtshalve)worden gegeven, gelet op het belang van het PGP-bewijs in alle zaken.
- de verwerping van het verweer dat de Ennetcom-data onrechtmatig zijn verkregen én van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat daarbij fundamentele rechten zijn geschonden zoals neergelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Handvest van de EU;
- de afwijzing van het verzoek van de verdediging om toegang tot de gehele zogenoemde (PGP) dataset en de verwerping van het verweer dat door die afwijzing het beginsel van “equality of arms” is geschonden;
- de afwijzing van het verzoek van de verdediging om (nader) onderzoek naar de betrouwbaarheid van de forensische zoekmachine Hansken en/of de betrouwbaarheid dan wel authenticiteit van de Ennetcom-data, onder andere bestaande uit het horen van eerdergenoemde dr. Graus als deskundige.
- Briefrapport Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau, gedateerd 16 januari 2018 en opgemaakt door ing. J.H. (
- NFI-rapport “Beantwoording vragen van mr. Weski inzake onderzoek 26TandemII” (met bijlagen), gedateerd 5 februari 2018 en opgemaakt door ir. E.J. van Eijk (
- Proces-verbaal van verhoor deskundige ir. E.J. van Eijk op 12 februari 2018 door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen N.F., in het bijzijn van mr. I.N. Weski, raadsvrouw van de verdachte, samen met de heer Graus (
- NFI-rapport “Beantwoording van vragen over Exchange Transactielogs in relatie tot Hansken” (met bijlagen), gedateerd 19 juli 2019 en opgemaakt door ir. R.S. (
- NFI-rapport “Verandering eigenschappen van e-mailberichten uit ESE-transactielogs in Hansken versie 33.5.0” (met bijlage), gedateerd 16 juni 2020 en opgemaakt door ir. R.S. (
- “Juridische analyse, vooral over aspecten van gegevensbescherming”, gedateerd 4 en 5 maart 2018 en, op verzoek van mr. I.N. Weski, opgemaakt door mr. dr. H.H., ten behoeve van de verdediging in de strafzaak tegen N.F.;
- Proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen N. F. van 29 november 2017, met bijlagen;
- Eerdergenoemd rapport van David Graus van 15 januari 2018 én zijn rapport van 4 en 5 maart 2018, getiteld “Rapport Transparantie, Proportionaliteit, en contra-expertise t.a.v. het digitaal forensisch onderzoeksproces in de zaak 26TandemII”.
- Proces-verbaal van verhoor getuige R.H. voornoemd op 24 november 2020 door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam in de strafzaken tegen onder meer D.M. en Ennetcom Consumer Products B.V.;
- Schriftelijke verklaring van getuige 2 voornoemd van 8 november 2017;
- Schriftelijke verklaring van D.M. voornoemd van 28 oktober 2019.
“to have adequate facilities for the preparation of his defence”. Anders gezegd: of reeds aan de verdediging voldoende feitelijk substraat wordt geboden voor ten overstaan van het hof te voeren verweren ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel rechtmatigheids- en betrouwbaarheidsverweren, waarvan vorm, inhoud en strekking in grote lijnen kenbaar zijn. [20]
Mao R.bedoeld, tenzij anders aangegeven.
meendente kunnen laten kopiëren en verstrekken aan Nederland naar aanleiding van het door Nederland aan Canada respectievelijk Costa Rica gedane rechtshulpverzoek. Voorts wenst de verdediging de Canadese rechter te horen omtrent de
uitlegvan de door hem geformuleerde voorwaarden, zoals ten aanzien van het woord “for” en het/de door hem bedoelde toezicht en toestemming (cursivering door het hof).
Het hof wijst de verzoeken daarom af.Redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het niet horen van de verzochte personen als getuigen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad.
“in het kader van de waarheidsvinding en het oordeel van uw hof over de bewijswaarde van het PGP-materiaal waarop de verdenking jegens cliënt in overwegende mate is gebaseerd”(pleitaantekeningen 4 juli 2024, pagina 4). In de brief van 3 juni 2024 heeft de verdediging ten aanzien van het horen van getuige 2 specifiek opgemerkt (pagina 2) dat het gaat
“over zijn bevindingen met betrekking tot de integriteit en betrouwbaarheid van de werking van de communicatie middels de servers van Ennetcom en de mogelijke gevolgen daarvan voor de data die aanwezig was op de servers van Ennetcom (…)”.
Het hof wijst de verzoeken af.
“voor de uitoefening van het recht om het als belastend gepresenteerd materiaal effectief te kunnen betwisten maar eveneens voor uw oordeel over de betrouwbaarheid en bewijswaarde van de in het dossier gepresenteerde resultaten die gebaseerd zijn op het pgpmateriaal”(pleitaantekeningen 4 juli 2024, pagina 5). In de brief van 3 juni 2024 heeft de verdediging gesteld (pagina’s 2-3) dat het horen van de deskundigen van belang is
“in het kader van de te voeren verweren omtrent het recht op een eerlijk proces en de noodzakelijke mogelijkheden om het als belastend materiaal te controleren op zowel rechtmatigheid als betrouwbaarheid en dit materiaal effectief te kunnen betwisten”.
eigen zoektermenwenst aan te dragen ten behoeve van onderzoek in alle ontsleutelde Ennetcom- en PGPSafe-data, de verdediging deze zoektermen, voorzien van een deugdelijke, concrete onderbouwing,
uiterlijk op 3 februari 2025 aan de advocaat-generaal aandraagt,onder gelijktijdige mededeling daarvan aan
de griffier. Ditzelfde geldt indien de verdediging van mening is dat de “bevraging” van Justitie (waaronder het hof verstaat: de wijze waarop de Marengo-dataset is samengesteld) niet juist of niet volledig zou zijn. Het hof
verstaat, dat de advocaat-generaal het ertoe zal leiden dat het verzochte onderzoek vervolgens wordt verricht. Ook voor de advocaat-generaal zelf – het zogenoemde zaaks-Openbaar Ministerie, dat ook geen toegang heeft tot alle ontsleutelde Ennetcom- en PGPSafe-data – dient deze gelegenheid te bestaan.
Het hof wijst de verzoeken daarom af.
“adequate facilities for the preparation of his defence”. Het verzochte onderzoek is ook daarvoor niet noodzakelijk.
Het hof wijst het verzoek af.
“om deze zelfstandig op nader ontlastend materiaal te onderzoeken, bij voorkeur vanaf de eigen werkplek middels een ter beschikking gestelde laptop en/of toegang tot Hansken in dezelfde interface althans gelijkwaardige zoek en analysetools als de politie gebruikt”(brief 3 juni 2024, pagina 7). Ter terechtzitting van 4 juli 2024 heeft de verdediging subsidiair het verzoek beperkt tot inzage in alle berichten binnen de ten laste gelegde periode van 1 juli 2015 tot en met 14 januari 2017. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de verdediging verwezen naar de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaken
Sigurður Einarsson e.a./IJsland [31] en
Yüksel Yalçinkaya/Turkije. [32]
“material evidence”, maar ook om
“other evidence that might relate to the admissibility, reliability and completeness of the evidence”– maar dat dat recht niet absoluut is. Ten eerste is dit recht op toegang onderhevig aan beperkingen die worden gevonden in andere belangen, waaronder de noodzaak tot het beschermen van getuigen, (zwaarwegende) opsporingsbelangen en het recht op privacy van betrokkenen. Ten tweede mag van de verdediging worden verwacht dat zij, waar het gaat om verzochte toegang tot databestanden, gemotiveerd duidelijk maakt welke zoekacties relevant kunnen zijn. Het zo mogelijk voorkomen van
“fishing expeditions”vormt onder omstandigheden een nadere beperking van dit recht op toegang. [34]
“om deze zelfstandig op nader ontlastend materiaal te onderzoeken”is – indachtig het recht van de verdachte op een eerlijk proces – de noodzaak van toewijzing van het verzoek niet gebleken.
Het hof wijst dan ook zowel het primaire als het subsidiaire verzoek af.
- Wat is onder regie en verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie aan de kroongetuige in het vooruitzicht gesteld of toegezegd in verband met zijn verklaringsbereidheid en de omvang en inhoud van zijn verklaringen? Daarom dienen de TBG-officier van justitie en zeven leden van het Team Bijzondere Getuigen (TBG) te worden gehoord als getuigen.
- Welke financiële afspraken zijn met de kroongetuige gemaakt? Daarover dient door het Openbaar Ministerie informatie te worden verstrekt.
- Ten aanzien van welke strafbare feiten valt de kroongetuige als verdachte aan te merken, en welk onderzoek is daarnaar verricht, en van het verrichten van welk onderzoek is mogelijkerwijs afgezien? Daarover dient in elk geval door het Openbaar Ministerie nader verantwoording te worden afgelegd.
- De rechter-commissaris dient als getuige (nadere) verantwoording af te leggen over de door hem verrichte toetsing van de rechtmatigheid van de voorgenomen overeenkomst met de kroongetuige. Bij dat verhoor dient te worden betrokken wat nadien aan feiten en omstandigheden aan het licht is gekomen.
- Welke telefoons heeft de kroongetuige in detentie gebruikt: wanneer, met welk doel, heimelijk of met medeweten van de autoriteit(en), in het laatstbedoelde geval onder welk toezicht? Daarover dienen de toenmalige partner en zekere familieleden van de kroongetuige als getuigen te worden gehoord. Die verhoren dragen bovendien bij aan de toetsing van de betrouwbaarheid van de door de kroongetuige afgelegde verklaringen.
- De kroongetuige en anderen (onder wie de toenmalige partner en zekere familieleden van de kroongetuige) dienen door het hof als getuigen te worden gehoord.
- Met het oog op het vormen van een betrouwbaarheidsoordeel door het hof dient een rechtspsycholoog zijn deskundige mening te geven over de verklaringen van de kroongetuige.
- Verstrekking van de geluidsopnamen van zijn in processen-verbaal vastgelegde verhoren.
- Verstrekking van de verslagen die naar aanleiding van zogenoemde oriënterende gesprekken met de kroongetuige zijn opgemaakt.
- Verstrekking van alle informatie die is opgeslagen in/vastgelegd met behulp van de door de kroongetuige tijdens zijn detentie al dan niet heimelijk gebruikte telefoons, en het verhoor als getuige van een verbalisant daarover.
- Wat is bekend over de medische en psychische toestand van de kroongetuige? Bij het Openbaar Ministerie voorhanden informatie (waaronder de resultaten van een psychologisch onderzoek) dient aan de verdediging beschikbaar te worden gesteld. Indien en voor zover reeds het bestaan van een psychologisch rapport door het Openbaar Ministerie wordt betwist kan zijn voormalig raadsman (naam voormalig raadsman) daarover als getuige worden gehoord.
A.B.,
Z.H.,
M.M.,
M.R.,
S.R.,
Mao R.,
Mario R.en
R.T., het aangewezen dat het hof aan de Hoge Raad nader te formuleren rechtsvragen stelt, ter beantwoording daarvan bij wijze van prejudiciële beslissing. Die prejudiciële beslissing is vervolgens richtinggevend bij de door het hof in de strafzaak te geven beslissingen. Omdat dit verzoek een onderwerp raakt dat –
behoudensin de zaak tegen
N.B.– in alle zaken relevant is, zijn de navolgende overwegingen en beslissing in de strafzaken tegen
Z.A.,
B.H.,
W.M.,
R.O.en
Z.R.door het hof ambtshalve gegeven.
- zijn dergelijke toezeggingen/afspraken aan te merken als maatregelen, die zijn getroffen voor de feitelijke bescherming van de getuige (artikel 226l, eerste lid, Sv) en/of als maatregelen ter fysieke beveiliging (artikel 2.7 Aanwijzing)?
- verdraagt het in de strafzaak maskeren van dergelijke toezeggingen/afspraken zich met het in het artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces?
- hoe kan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige worden beoordeeld en door de verdediging worden betwist als niet ook aan de rechter en aan de verdediging kennisneming van de inhoud van die toezeggingen/afspraken wordt geboden?
- een rechtsvraag,
- waarvan de beantwoording door de Hoge Raad voor het hof nodig is om te beslissen in de voorliggende strafzaak,
- en bovendien aan die beantwoording bijzonder gewicht kan worden toegekend, gelet op het met de vraag gemoeide zaaksoverstijgend belang.
de factoeen beloning daarvoor, die
de iureniet is toegestaan. Het ontbreken van zicht op die inhoud impliceert in de visie van de verdediging bovendien een manco voor zowel de verdediging als de rechter voor het kunnen betwisten c.q. toetsen van de betrouwbaarheid van die verklaringen.
wijst het hof het verzoek af, en acht het hof
evenmin termen aanwezig voor het ambtshalve stellen van prejudiciële vragen. Ten overvloede onderstreept het hof de wezenlijk verschillende taken en verantwoordelijkheden van de wetgever enerzijds en van de rechter anderzijds. Kort gezegd: de wetgever streeft na met wetgeving te regelen wat (politiek) is beoogd, terwijl de rechter die regels toepast en zo nodig uitlegt. In dat licht bezien ziet het hof in de even bedoelde aankondigingen door de minister een contra-indicatie voor het aanwenden van de bevoegdheid tot het stellen van prejudiciële vragen.
Mao R.en
R.T.het aangewezen dat het hof aan het Hof van Justitie van de EU nader te formuleren rechtsvragen stelt met betrekking tot de beperkingen voor de verdediging om financiële afspraken met de kroongetuige te kunnen controleren: verdragen die beperkingen zich met verdachtes recht op een eerlijk proces ex artikelen 47 en 48 van het Handvest van de EU? Omdat dit verzoek een onderwerp raakt dat –
behoudensin de zaak tegen
N.B.– in alle zaken relevant is, zijn de navolgende overwegingen en beslissing
in zoverre in alle strafzakendoor het hof ambtshalve gegeven.
wijst het hof het verzoek af, en acht het hof
evenmin termen aanwezig voor het ambtshalve stellen van prejudiciële vragen.
herhaaltop deze plaats wat het ter terechtzitting van 19 juli jl. in alle zaken heeft overwogen:
“adequate facilities for the preparation of his defence”(zie ook 2.2.4 Beoordelingsmaatstaf). Daartoe dient in het concrete geval toereikend materiaal te worden aangeboden op basis waarvan die rechtmatigheidsverweren kunnen worden gevoerd, waarop de rechter de gegrondheid daarvan heeft te onderzoeken en te beslissen.
Verzoek tot het horen van N.B. als getuige
herhaaltop deze plaats wat het ter terechtzitting van 19 juli jl.
in alle zaken–
behoudensdie tegen
N.B.– heeft overwogen en beslist:
N.B. als getuige
voornemen van de advocaat-generaalom gebruik te maken van de eigen bevoegdheid tot oproeping van
N.B.met het oog op zijn verhoor als getuige
in alle onder de noemer Marengo bij het hof aanhangige strafzaken(vanzelfsprekend met uitzondering van de zaak tegen hemzelf). Het hof
verstaatdat de advocaat-generaal ter agendering van de verhoren te zijner tijd nadere voorstellen aan het hof zal doen. De verdachten die om zijn verhoor hebben verzocht — hebben gelet op dat voornemen geen belang bij bespreking van en beslissing op de tot zijn verhoor strekkende verzoeken.
eerste duiding van de onderwerpen en kwestiesgoed te kunnen worden gemaakt. Het hof nodigt de advocaat-generaal en de verdediging in alle zaken uit om aan te geven waarover N.B. als getuige gehoord zou moeten worden, uiterlijk op 1 november 2024.”
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor van de TBG-officier van justitie (naam officier van justitie) als getuige. De verdediging in de zaken tegen
N.B.,
A.B.,
Z.H.,
M.M.,
Mao R.,
Mario R.en
R.T.heeft zich bij dit verzoek aangesloten. Deze officier van justitie, die betrokken is geweest bij de onderhandelingen omtrent en het sluiten van de overeenkomst met N.B. als bedoeld in artikel 226g Sv, is eerder (in 2020) als getuige gehoord. Weliswaar maken de processen-verbaal van die verhoren deel uit van dat dossier, de verdediging van S.R. heeft toentertijd niet het ondervragingsrecht kunnen uitoefenen, en dat gebrek leent zich voor herstel in hoger beroep. Daarom
wijst het hof het in de zaak tegenS.R.gedane verzoek toe.
ook in alle (andere) zakenwordt gehouden, in zoverre andermaal.
verwijstde zaak in verband met zijn verhoor naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof. De stukken
worden in handen gesteld van de vaste raadsheer-commissaris. Het hof
verstaatdat aan dat het verhoor van deze getuige
in zoverre een aanvullend karakter wordt toegekend, in aanmerking genomen wat door deze officier van justitie reeds ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige is verklaard (op 9 en 15 januari 2020) en door hemzelf is geverbaliseerd (op 12 februari 2018 en op 17 juni 2021) en op schrift is gesteld (op 17 juni 2022).
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor van zeven verbalisanten als getuigen, kort gezegd over de gang van zaken met betrekking tot het afleggen van (kluis)verklaringen door de kroongetuige. Voorts heeft de verdediging in de zaken van deze verdachten verzocht – naar het hof het verzoek leest en begrijpt – dat het hof aan de advocaat-generaal opdraagt informatie te verstrekken over financiële afspraken die de Staat met de kroongetuige heeft gemaakt. Het hof
wijst deze verzoeken af, wat het verzoek tot het verhoor als getuigen betreft, omdat het van oordeel is dat redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat de verdachten daardoor in hun verdediging worden geschaad, en wat betreft het verzoek om informatieverstrekking over financiële afspraken, omdat de noodzaak daartoe, gelet op de inhoud van het dossier, niet is gebleken. Het hof betrekt bij dit oordeel wat het hiervoor inleidend heeft overwogen, als ook de overweging en beslissing die strekt tot het verhoor van de TBG-officier van justitie als getuige, dit laatste in samenhang bezien met wat door de gewezen raadsman van de kroongetuige als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris is verklaard (op 9 november 2022).
Z.H.,
M.M.,
Mao R.en
R.T.heeft zich bij (een of meer van) deze verzoeken aangesloten;
ook in hun zaken wijst het hof deze verzoeken af, op dezelfde gronden.
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor van de rechter-commissaris als getuige, kort gezegd over de door die functionaris op de voet van artikel 226h, tweede lid, Sv verrichte rechtmatigheidstoetsing en het betrouwbaarheidsoordeel, zoals vastgelegd in zijn beschikking van 29 december 2017. Het hof
wijst dit verzoek af, reeds omdat een verhoor van de rechter-commissaris als getuige over (de totstandkoming van) diens oordeel en beschikking op grond van de stelselvreemdheid daarvan niet in aanmerking komt.
Z.H.en
R.T.heeft zich bij dit verzoek aangesloten;
ook in hun zaken wijst het hof dit verzoek af, op dezelfde gronden.
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor als getuige van de toenmalige partner van N.B.. Het hof onderstreept dat de onderbouwing waarvan dit verzoek is voorzien in zeer algemene termen is gesteld. De verdediging wenst de partner van N.B. te horen over alle (in eerste aanleg) opgegeven onderwerpen, ook die de rechtbank heeft uitgezonderd, zonder evenwel die onderwerpen als zodanig te benoemen en te concretiseren. Naar het hof de onderbouwing van de verzoeken begrijpt dient het verhoor – dat thans met name lijkt te zijn ingegeven door de inhoud van de communicatie die de kroongetuige vanuit detentie met haar heeft onderhouden (via de ingevoerde iPhone en/of PGP-telefoon(s)) – te gaan over, kort gezegd:
wijst dit verzoek in de zaken tegenM.R.enS.R.daarom
beperkt toe,in zoverre dat het verhoor
uitsluitend toeziet opwat door haar is gezien, gehoord of ondervonden met betrekking tot de hiervoor
onder b. en d. verwoorde onderwerpen.
ook over andere onderwerpente horen,
wijst het hof dat verzoek af, nu een voor toewijzing toereikende onderbouwing ontbreekt.
N.B.,
Z.H.,
Mao R.en
R.T.heeft zich bij deze verzoeken aangesloten;
ook in hun zaken wijst het hof dit verzoek toe, op dezelfde gronden en
met dezelfde daarop aangebrachte beperkingen. Gelet op deze beslissingen tot toewijzing van dit verzoek en de samenhang van de zaken acht het hof het aangewezen en aldus noodzakelijk dat het verhoor van deze getuige
ook in alle andere zakenwordt gehouden, ook in die zaken
met dezelfde daarop aangebrachte beperkingen.
verwijstde zaken in verband met haar verhoor naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof. De stukken
worden in handen gesteld van de vaste raadsheer-commissaris. Gelet op wat ten aanzien van de persoon van deze getuige en haar relatie tot de kroongetuige kan worden verondersteld, en de daaraan mogelijk te relateren belangen van privacy en veiligheid
wijst het hof de raadsheer-commissaris op de bevoegdheden die aan hem zijn toegekend in onder meer de artikelen 187b en 187d Sv, waarvan de toepassing kan bijdragen aan bescherming van die belangen.
geeft de raadsheer-commissaris voorts in overwegingom voorafgaand aan het verhoor van de toenmalige partner van de kroongetuige, de bij dat verhoor betrokken partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken ten aanzien van het eventueel toekennen van een (familiair) verschoningsrecht aan deze getuige.
M.R.en
S.R.die zien op het horen van – niet nader genoemde – familieleden van de kroongetuige zijn gericht op (de duiding van) berichtenverkeer dat op een door de kroongetuige in detentie gebruikt telefoontoestel is veiliggesteld. Dat berichtenverkeer bevindt zich bij de stukken in het dossier, terwijl een verhoor van N.B. als getuige in het verschiet ligt. Gelet daarop, en gehoord de onderbouwing van de verzoeken valt redelijkerwijs niet in te zien dat de verdachten bij het uitblijven van hun verhoren als getuigen in hun verdediging worden geschaad. Daarom
wijst het hof deze verzoeken af.
Z.H.,
Mao R.en
R.T.heeft zich bij deze verzoeken aangesloten.
Ook in hun zaken wijst het hof deze verzoeken af, op dezelfde gronden.
M.R.heeft verzocht om het verhoor van getuige 3. Volgens de toelichting die op dit verzoek is gegeven kan getuige 3 verklaren over achtereenvolgens zijn persoonlijke contacten en ervaringen met de kroongetuige in het algemeen en in het bijzonder in het zaakdossier Roos/Doorn, de persoon van de kroongetuige en de relatie/vriendschap van de kroongetuige met de verdachte (M.R.).
In zoverre wijst het hof het verzoek af, omdat redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat daardoor de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
Roos/Doornen, mede gelet op de reactie van de advocaat-generaal, het zaakdossier
Kretazijn onderzocht en beschreven.
In zoverrewijst het hof het verzoek toe op de hierna te melden wijze, en bepaalt het hof dat deze getuige
ter terechtzittingzal worden gehoord.
ook in na te noemen zakenplaatsvindt en beveelt daartoe
ambtshalvede oproeping van deze getuige.
- Roos/Doornin de zaken tegen
Z.A.,
N.B.,
A.B.,
M.R.,
S.R.en
R.T.; - Kretain de zaken tegen
N.B.,
Z.H.,
B.H.,
M.R.,
S.R.,
Z.R.,
Mao R.en
R.T..
M.R.en
S.R.(en die van
Mao R.door het zoeken van aansluiting daarbij) heeft ter terechtzitting de advocaat-generaal geadresseerd en gevraagd of duidelijkheid kan worden verschaft over de omvang en inhoud van nader onderzoek naar eventuele betrokkenheid van de kroongetuige bij strafbare feiten, in brede zin. De advocaat-generaal heeft daarop in het algemeen gewezen op de omvang van de uit de met de kroongetuige gesloten overeenkomst voortvloeiende verklaringsverplichting van de kroongetuige. Waar het gaat om lopende onderzoeken waarbij de kroongetuige als verdachte is aangemerkt dan wel als zodanig is aangedragen, ook waar het gaat om het door de verdachte S.R. aan de kroongetuige gemaakte verwijt van betrokkenheid bij de verdwijning van een man (Hugo Charles) heeft de advocaat-generaal aangekondigd dat het hof daarover toetsbaar zal worden geïnformeerd. [46] Het
hof verstaat, dat de advocaat-generaal daarbij de nodige doortastendheid en voortvarendheid betracht, mede gehoord de verdediging van S.R. over het verloop van tijd sinds zijn ter terechtzitting gedane mededelingen, thans meer dan een jaar geleden. In zoverre
ligt er geen verzoek voorwaarop door het hof dient te worden beslist.
Verzoeken in verband met het onderzoek Amazone en Orinoco
M.R.verzocht om verstrekking van/inzage in de onderliggende stukken van het (opsporings)onderzoek
Amazone(onderzoek naar aanleiding van een aanslag op M.R. in de nacht van 17 op 18 december 2017). Voorts wenst de verdediging de gelegenheid te krijgen tot het beluisteren van
alle OVC-gesprekken, voor zover de verdachte tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis daaraan heeft deelgenomen. Voorts dient
getuige 4over dit feitencomplex als getuige te worden gehoord.
Orinoco(onderzoek naar aanleiding van een schietincident op 24 december 2010) dienen de onderliggende stukken aan de verdediging van
M.R.te worden verstrekt, althans dient de gelegenheid tot het hebben van inzage daarin te worden geboden.
onderzoek Amazonekan met het onderzoek Marengo in verband worden gebracht. De verdachte M.R. is slachtoffer geworden van in de nacht van 17 op 18 december 2017 op hem uitgeoefend vuurwapengeweld. Hij wijst de kroongetuige aan als degene die voor die aanslag verantwoordelijk moet worden gehouden.
cold caseop de plank ligt, en dat indien uit nadere informatie toch blijkt van betrokkenheid van de kroongetuige het hof daarover wordt ingelicht.
de op Orinoco en Amazonebetrekking hebbende
verzoeken afwijst. De verdediging in de zaak tegen de verdachte
R.T.heeft zich bij dit verzoek aangesloten;
ook in zijn zaak wijst het hof deze verzoeken af,op dezelfde gronden.
M.R.om de vader en de broer van de kroongetuige als getuigen te horen over betrokkenheid van de kroongetuige bij andere strafbare feiten
wijst het hof af. Op grond van de onderbouwing waarvan de verzoeken zijn voorzien – onderwerpen die ver verwijderd zijn van de door het hof in de strafzaak te beantwoorden vragen – valt redelijkerwijs niet in te zien dat de verdachte bij het uitblijven van hun verhoren als getuigen in zijn verdediging wordt geschaad.
R.T.heeft zich bij deze verzoeken aangesloten;
ook in zijn zaak wijst het hof deze verzoeken af,op dezelfde gronden.
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor als getuigen van twee zussen van N.B. die hebben meegewerkt aan een televisie documentaire, getiteld “Jacht op de Mocromafia”. Het hof acht voldoende aanknopingspunten aanwezig voor de veronderstelling dat de kroongetuige met die zussen heeft gesproken over de feiten die in het zaakdossier
Roos/Doornzijn beschreven en
wijst daarom de gedane verzoekenin zoverretoe. Het hof is van oordeel dat voor zover de verzoeken inhouden om deze zussen ook over andere onderwerpen te horen, de verzoeken onvoldoende concreet zijn onderbouwd en toegelicht. Redelijkerwijs valt dan ook aan te nemen dat door het achterwege blijven van het verhoor van deze zussen over mogelijk andere onderwerpen, de verdachten niet in hun verdediging worden geschaad.
N.B.en
R.T.heeft zich bij deze verzoeken aangesloten;
ook in hun zaken wijsthet hof deze verzoeken, op dezelfde gronden en
met dezelfde clausulering toe.
Z.H.heeft zich aangesloten bij deze verzoeken. Gezien de door het hof aangebrachte clausulering bij de toewijzing van de verzoeken op het onderwerp van hun verhoor – alleen met betrekking tot de feiten in het zaakdossier Roos/Doorn –
wijst het hof de verzoeken in de zaak Z.H. af. De verdachte Z.H. is immers geen verdachte in dat zaakdossier Roos/Doorn, zodat redelijkerwijs niet valt in te zien dat de verdachte bij het uitblijven van hun verhoren als getuigen in zijn verdediging wordt geschaad.
ook in de zaken van de andere verdachten in het zaakdossier Roos/Doornte weten
Z.A.en
A.B.wordt gehouden.
verwijstde zaak in verband met het verhoor van deze zussen naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof. De stukken
worden in handen gesteld van de vaste raadsheer-commissaris. Gelet op wat ten aanzien van de persoon van deze getuigen en hun relatie tot de kroongetuige kan worden verondersteld, en de daaraan mogelijk te relateren belangen van privacy en veiligheid
wijst het hof de raadsheer-commissaris op de bevoegdheden die aan hem zijn toegekend in onder meer de artikelen 187b en 187d Sv, waarvan de toepassing kan bijdragen aan bescherming van die belangen.
M.R.en
S.R.heeft verzocht om verstrekking van een gegevensdrager waarop de geluidsopnamen van de verhoren van de kroongetuige zijn vastgelegd.
wijst het hof het verzoek tot verstrekking af, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken. Het hof overweegt aanvullend als volgt.
de gelegenheid tot het uitluisteren in beginsel geboden dient te worden, doch binnen nader te bepalen grenzen. Die noodzaak tot begrenzing hangt samen met die zeer grote omvang van de door de kroongetuige afgelegde verklaringen en dito geluidsbestanden. Voorts vergt het uitluisteren van verklaringen waarvan onderdelen buiten de processen-verbaal zijn gelaten, althans in die processen-verbaal zijn gezwart een – naar het hof aanneemt: arbeidsintensieve – voorbewerking van die geluidsopnamen. Daarom mag, mede gelet op de algemene onderbouwing waarvan het verzoek is voorzien, van de verdediging worden verwacht dat met de nodige precisie nader wordt aangegeven van welke specifieke onderdelen van een of meer verklaringen de verdediging de daarmee corresponderende geluidsopnamen wenst uit te luisteren.
verstaatdat de advocaat-generaal in samenspraak met de verdediging een modus vindt waarmee op
praktische en voortvarende wijzetoereikend aan de wens van de verdediging wordt tegemoetgekomen, met inachtneming van wat hiervoor door het hof is overwogen. Gedacht kan worden aan het bieden van de gelegenheid tot uitluisteren op een politiebureau,
van (delen van) geluidsopnamen waarvan de verdediging op voorhand aan de advocaat-generaal opgave heeft gedaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan
de griffier.
M.M.,
Mao R.en
R.T.heeft zich bij het verzoek tot verstrekking van een gegevensdrager met daarop de geluidsbestanden aangesloten;
ook in hun zaken wijst het hof dit verzoek af, op dezelfde gronden en
verstaat dat ook in hun zaken de gelegenheid tot uitluisteren wordt geboden, op de wijze als hiervoor is weergegeven.
M.R.heeft verzocht om verstrekking van/inzage in de verslagen die zijn opgemaakt van met de latere kroongetuige gevoerde gesprekken (de oriënterende gesprekken). Kennisneming van de inhoud van die gesprekken kan bijdragen aan de beoordeling van de rechtmatigheid van de overeenkomst en van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kroongetuige en zijn intenties daarbij, aldus de verdediging.
wijst dit verzoek afnu de noodzaak daartoe niet is gebleken, en overweegt daartoe het volgende.
Z.H.en
Mao R.en
R.T.heeft zich bij dit verzoek aangesloten;
ook in hun zaken wijst het hof dit verzoek af, op dezelfde gronden.
M.M.heeft verzocht om de benoeming van een rechtspsycholoog als deskundige ter beoordeling van de bewijswaarde van de verklaringen van de kroongetuige. De deskundige mening van een rechtspsycholoog kan volgens de verdediging bijdragen aan het te zijner tijd kunnen voeren van betrouwbaarheidsverweren naar aanleiding van verklaringen die door de kroongetuige zijn afgelegd. Het hof
wijst dit verzoek af, omdat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de verdachte daardoor niet in de verdediging is geschaad. Het hof stelt voorop dat het oordeel over de met het oog op bewijsgebruik noodzakelijke betrouwbaarheid van getuigenverklaringen aan de rechter is voorbehouden. Het hof zal dat oordeel, indien het daaraan toekomt, bij gelegenheid kunnen vormen op grond van de stukken in het dossier, waaronder processen-verbaal van verhoor van deze getuige. Daarbij komt, dat het hof zich een indruk zal kunnen vormen van de getuige en de door hem ter terechtzitting af te leggen verklaring. Voorshands moet worden aangenomen dat de verdediging te zijner tijd op grond van de inhoud van het alsdan gevormde dossier toereikend in staat zal zijn uiteen te zetten dat en waarom door die getuige afgelegde verklaringen vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor bewijsgebruik in aanmerking dienen te komen.
- informatie over de medische en psychische toestand van de kroongetuige,
- een over hem uitgebracht psychologisch rapport, over het bestaan waarvan een voormalig raadsman van de kroongetuige (naam voormalig raadsman) zo nodig als getuige kan verklaren, en
- een verhoor van getuige 5, over gedragingen van de kroongetuige, diens reputatie en over de dynamiek in de vriendschappelijke relatie, zoals die tussen M.R. en de kroongetuige in het verleden heeft bestaan.
wijst het hof deze verzoeken af, die zijn gedaan in de zaken van
Z.H.,
M.R., S.R.,
Mao R.en
R.T..
M.R.en
S.R.heeft verzocht om het verhoor als getuige van een verbalisant, aangeduid als G)030064 12954701. Deze politieambtenaar kan vragen beantwoorden over, kort gezegd, zijn bevindingen omtrent c.q. de gang van zaken rondom de vastlegging van de (gegevens op de) door N.B. in detentie gebruikte BlackBerry.
verstaatdat nadere vragen van de verdediging
door tussenkomst van de advocaat-generaalaan deze verbalisant ter beantwoording bij proces-verbaal worden voorgelegd. Aldus valt redelijkerwijs niet in te zien dat de verdachten bij het uitblijven van het horen van deze verbalisant als getuige in hun verdediging worden geschaad. Daarom
wijst het hof dit verzoek af.
M.R.en
S.R.de verstrekking van een gegevensdrager met daarop alle (chat)gesprekken en andere gegevens die zijn veiliggesteld vanaf de door N.B. in detentie gebruikte iPhone 5. De verdediging in de zaak tegen de verdachte N.B. heeft zich bij dit verzoek aangesloten.
verstaat het hof dat er thans geen verzoek voorligt waarop het hof heeft te beslissen.
N.B.) gedaan met betrekking tot de door N.B. in detentie gebruikte BlackBerry. De advocaat-generaal heeft onder verwijzing naar het proces-verbaal van 16 januari 2024, opgemaakt door verbalisant G)030064 12954701 (AD00 (Algemeen dossier), p. 3305 e.v.) gesteld dat alle berichten die in die telefoon zijn aangetroffen in dat proces-verbaal zijn gerelateerd. Alle berichten zijn volgens mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in het dossier gevoegd, met uitzondering van de berichten waarvan de kennisneming met machtiging is onthouden (zoals bijvoorbeeld een foto). In reactie op het verzoek van de verdediging
heeft de advocaat-generaal aangekondigdna te doen gaan of in die telefoon een (internet)zoekhistorie is veiliggesteld en beschikbaar is. Over de uitkomsten zal het hof en de verdediging worden ingelicht, aldus de advocaat-generaal.
3.De verzoeken in de tweede regieronde
Mario R.ook op die terechtzitting te horen over voornoemd onderwerp.
wijst het verzoek toeen bepaalt dat in de zaak tegen
M.M.het verhoor van
Mario R. als getuigeover dit onderwerp- evenals de verhoren van de getuigen A.M.
over dit onderwerp, H.M. en I.M. - ter
terechtzitting van 17 december 2024 om 10.00 uurzal plaatsvinden, met bevel tot oproeping van deze getuige. Het hof merkt voor de volledigheid op dat de getuigen A.M. en Mario R. op een later moment nogmaals zullen worden gehoord.
equality of armsaangezien de verdediging op achterstand blijft staan.
“zij wenst immers te weten welke informatie er gedurende het opsporingsonderzoek is verzameld en welke informatie voor de verdediging van belang kan zijn ter weerlegging van de beschuldigingen en ter onderbouwing van de te voeren verweren”.
verstaat, dat de advocaat-generaal
het hof en de verdediging periodiek inlicht over de uitkomsten van die uitwisseling, waarbij het hof
in elk geval als momenten markeert: voorafgaand aan de getuigenverhoren bij de raadsheer-commissaris, het verhoor ter terechtzitting van de kroongetuige en de (verdere) feitenbehandeling door het hof. Het hof rekent die uitwisseling en informatievoorziening tot de taak van de advocaat-generaal, ook in het licht van de strafvorderlijke gehoudenheid van het Openbaar Ministerie al datgene aan de stukken van het dossier toe te voegen dat relevant kan zijn voor de door het hof in de strafzaak te geven beslissingen en/of redelijkerwijs ontlastend is voor de verdachte.
“te weten welke informatie er gedurende het opsporingsonderzoek is verzameld en welke informatie voor de verdediging van belang kan zijn ter weerlegging van de beschuldigingen en ter onderbouwing van de te voeren verweren”een verdedigingsbelang niet toereikend is onderbouwd, in de zin dat de noodzaak tot herbeoordeling moet worden aangenomen. In dit verband wijst het hof (opnieuw) op het gegeven dat de rechter-commissaris telkens heeft overwogen dat de onthouden stukken geen enkele relevantie hebben voor in de strafzaak door de rechter te nemen beslissingen.
wijst het (herhaalde) verzoekdan ook
af, omdat de noodzaak tot een nieuwe beoordeling van de noodzaak tot het onthouden van stukken niet is gebleken.
Hebben de Colombiaanse autoriteiten het besluit tot uitlevering van 18 augustus 2021 (bekrachtigd in beroep op 27 oktober 2021) gekoppeld aan de voorwaarde dat de verdachte, de heer S.R., niet tot levenslang wordt veroordeeld?
Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend luidt, hoe verhoudt zich dit
“ (…) de Colombiaanse staat zich niet mengt in de berechting, noch in de straftoemeting van een Nederlands staatburger overeenkomstig zijn eigen rechtssysteem”.
wijst het hof de verzoeken opnieuw af, nu de noodzaak van het verzochte – verhoren van getuigen en het doen aanvullen van het dossier met nadere stukken – niet aan het hof is gebleken.
geen verzoek aan het hof ter beslissing voorligt.
geen verzoek aan het hof ter beslissing voorligt.
A.B.en
Mario R.zich bij dit verzoek aangesloten.
vakbijlageis een algemene toelichting op het onderzoek en heeft een zuiver informatief karakter. (…)”
Het hof wijst het in die zaken gedane verzoek daarom af.
A.B.en
Mario R.zich bij dit verzoek aangesloten.
geen verzoek aan het hof ter beslissing voorligt.
Het hof wijst dit in die zaken gedane verzoek af.
Het hof wijst dit verzoek daarom toeen draagt de advocaat-generaal op – al dan niet door tussenkomst van de digitale recherche en/of het NFI – toe te lichten of de e-mailadressen van de originele berichten terug te vinden zijn in de metadata van de doorstuurberichten. Het hof gaat ervan uit dat deze toelichting voorafgaand aan de nadere terechtzitting in december 2024 aan de verdedigingen en het hof zal worden verstrekt.
wijst het verzoek af, omdat de noodzaak tot het doen verrichten van dat verzochte onderzoek niet is gebleken, op grond van wat door de advocaat-generaal is verwoord.
4.Tot slot
- het hof
- het hof
- het onderzoek ter terechtzitting in
- het onderzoek ter terechtzitting in de zaak tegen
- het hof
- het hof beveelt de
- het hof beveelt
onderwerp van deze verhoren is beperkttot de vraag naar de al dan niet aanwezigheid van de verdachte M.M. op de terechtzitting van de rechtbank in het onderzoek 26Koper die is gehouden op 14 januari 2016;
Z.A.,
N.B.,
A.B.,
Z.H.,
B.H.,
M.R.,
S.R.,
Mao R.en R.T. de oproeping van
getuige 3als getuige tegen een
nader door het hof te bepalen dag en uur. Het
onderwerp van zijn verhoor is beperkttot wat deze getuige heeft gehoord of waargenomen over de feitelijke gang van zaken rondom de gebeurtenissen die in het zaakdossier
Roos/Doornen het zaakdossier
Kretazijn onderzocht en beschreven;
verwijstalle zakennaar de
vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, voor het horen van de hierna te noemen getuigen
in de zaken die het betreft, zoals hiervoor door het hof is overwogen en beslist:
- de TBG-officier van justitie;
- de even bedoelde twee zussen van de kroongetuige.
in handen gesteld van die vaste raadsheer-commissaris. gelet op wat op die aanstaande terechtzittingen vanaf 16 december 2024 staat te gebeuren, de aanwezigheid ter terechtzitting van verdachten (met uitzondering van de verdachte
R.T.)niet geboden lijkt te zijn.
Het hof markeert in zoverredat de verdachten voor die terechtzitting van 16 december 2024
afstand van hun aanwezigheidsrecht kunnen doen.