ECLI:NL:HR:2023:743

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
21/05333
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over liquidatie in criminele milieu en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 december 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was betrokken bij een liquidatie in het criminele milieu in 2015 en werd beschuldigd van medeplegen van voorbereiding van moord, zoals vastgelegd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op de afwijzing van een getuigenverzoek, het gebruik van Ennetcom-data voor bewijs, en de redelijke termijn in hoger beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof terecht had geoordeeld dat de getuige niet binnen een aanvaardbare termijn kon worden gehoord, en dat dit geen schending van het recht op een eerlijk proces met zich meebracht. Daarnaast werd het verzoek tot toegang tot de gehele dataset van Ennetcom afgewezen, en de Hoge Raad concludeerde dat het hof volstond met de constatering van een vormverzuim zonder dat er voorafgaand aan de vordering van de Ennetcom-data een rechterlijke machtiging was gegeven, in strijd met de Prokuratuur-rechtspraak van het HvJEU.

De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren naar negen jaren en elf maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05333
Datum23 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021, nummer 21-003559-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negen jaren en elf maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 mei 2023.