Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 december 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was betrokken bij een liquidatie in het criminele milieu in 2015 en werd beschuldigd van medeplegen van voorbereiding van moord, zoals vastgelegd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op de afwijzing van een getuigenverzoek, het gebruik van Ennetcom-data voor bewijs, en de redelijke termijn in hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof terecht had geoordeeld dat de getuige niet binnen een aanvaardbare termijn kon worden gehoord, en dat dit geen schending van het recht op een eerlijk proces met zich meebracht. Daarnaast werd het verzoek tot toegang tot de gehele dataset van Ennetcom afgewezen, en de Hoge Raad concludeerde dat het hof volstond met de constatering van een vormverzuim zonder dat er voorafgaand aan de vordering van de Ennetcom-data een rechterlijke machtiging was gegeven, in strijd met de Prokuratuur-rechtspraak van het HvJEU.
De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren naar negen jaren en elf maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.