Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Samenvatting
3.Voorafgaande beschouwing over het gebruik van verklaringen van kroongetuigen
4.Beoordeling van het eerste namens de verdachte voorgestelde middel
5.Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel
art. 44a, tweede lid, Sr strafvermindering zal worden gevorderd, voor de in de onderhavige strafzaak te nemen beslissingen alleen van belang is voor zover het gaat om de specifieke vraag of, in ruil voor de bereidheid om als getuige te verklaren, toezeggingen zijn gedaan die betrekking hebben op de omvang van de vervolging, in de vorm van toezeggingen met betrekking tot (volledige) immuniteit of de inhoud en de omvang van de tenlastelegging, dan wel financiële toezeggingen.
6.Beoordeling van het zesde namens de verdachte voorgestelde middel
[getuige 1] op enigszins afzienbare termijn voldoende reden kunnen zien om een ontnemingsvordering niet opportuun te achten. Van een zo onbegrijpelijke beslissing dat er in feite slechts sprake kan zijn van een verkapte financiële beloning is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Daarbij is van belang dat [getuige 1] na ommekomst van een langdurige vrijheidsstraf door middel van getuigenbeschermingsmaatregelen vanaf de grond een zelfstandig bestaan zou moeten gaan opbouwen, waardoor een ontnemingsmaatregel in feite een vestzak-broekzak-kwestie zou worden. Bovendien is een voorbehoud gemaakt voor het geval alsnog verhaalsmogelijkheden zouden blijken te bestaan.
7.Beoordeling van het zevende namens de verdachte voorgestelde middel
9.Beoordeling van het vierde namens de verdachte voorgestelde middel
10.Beoordeling van het vijftiende namens de verdachte voorgestelde middel
De beoordeling van zowel de materiële toetsingscriteria als de procedurele regels vormt daarom een momentopname. Deze biedt evenwel voldoende grondslag voor de slotsom dat voor oplegging van een levenslange gevangenisstraf geen contra-indicaties bestaan."
re-integratieplan is gericht op het geleidelijk toestaan van meer vrijheden aan de veroordeelde teneinde hem in staat te stellen te werken aan de voorbereiding op zijn mogelijke terugkeer in de samenleving. Het gaat daarbij blijkens de toelichting in het bijzonder om de ondersteuning van de veroordeelde ter zake van "een geldig identiteitsbewijs, onderdak direct na ontslag uit detentie, inkomen uit werk of een (tijdelijke) uitkering om na ontslag uit detentie in het eerste levensonderhoud te kunnen voorzien en indien arbeid niet beschikbaar is een vorm van dagbesteding, inzicht in schuldenproblematiek en het realiseren van (continuïteit van) zorg en een zorgverzekering". Onderdeel van de re-integratieactiviteiten kan ook het verlenen van verlof zijn. Het betreft daarbij het zogeheten re-integratieverlof, dat is geregeld in art. 20d Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
11.Beoordeling van de middelen voor het overige
12.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
13.Beslissing
23 april 2019.