Beoordeling
Benoeming deskundige
11. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een verzoek om een deskundige te benoemen als maatstaf geldt of de rechter de noodzaak van het verzochte is gebleken.
Verkrijging van het PGP-bewijsmateriaal en verwerking van de verkregen persoonsgegevens
Standpunt verdediging
12. De verdediging wenst de te benoemen deskundige te bevragen over aspecten met betrekking tot de verkrijging van het PGP-bewijsmateriaal. Daartoe heeft zij gesteld dat sprake is van relevante schendingen van wetten en rechtsbeginselen bij de verkrijging van de Ennetcom-data en PGP-safe-data omdat het Openbaar Ministerie door middel van een rechtshulpverzoek is voorbijgegaan aan artikel 125la van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en, zo begrijpt de rechtbank, voorafgaand aan de doorzoeking een machtiging van de rechter-commissaris was vereist. De aldus verkregen “bulkdata” van Ennetcom zijn vervolgens met een buitenwettelijke constructie onderzocht in strijd met de artikelen 1 Sv, 7 en 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) en 8 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). In de praktijk werden de data al inhoudelijk onderzocht (zoals in het onderzoek Tandem II ten behoeve van Marengo) en gedeeld met het onderzoeksteam Marengo in samenvattende vorm en pas als bleek dat deze relevant waren werd de rechter-commissaris gevraagd om toestemming. Met deze werkwijze is de voorwaarde die de Canadese rechter heeft verbonden aan het gebruik van de Ennetcom-data vergaand uitgehold en wordt in strijd gehandeld met het in Europese jurisprudentie voorgeschreven voorafgaand toezicht. Voor de PGP-safe-data geldt dat helemaal geen toestemmingsprocedure is gevolgd terwijl ook hier “bulkdata” zijn verkregen, wat de vragen oproept hoe invulling is gegeven aan de bescherming van de belangen van PGP-safe-gebruikers en of het Openbaar Ministerie in Marengo over alle PGP-safe-data heeft kunnen beschikken of alleen over een selectie. Ook wenst de verdediging de te benoemen deskundige te bevragen over de verwerking van de verkregen persoonsgegevens. Daartoe heeft de verdediging onder meer gewezen op openbaar gemaakte stukken over de verwerking van de PGP-data met Hansken door het NFI, en gesteld dat bij die verwerking in strijd is gehandeld met privacyregelgeving, in het bijzonder met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
Standpunt Openbaar Ministerie
13. Het Openbaar Ministerie heeft in reactie hierop allereerst geantwoord dat in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding bestaat een deskundige te benoemen aangezien het om beantwoording van rechtsvragen gaat waar de rechtbank deskundig is. Verder heeft het Openbaar Ministerie gesteld dat, voor zover al sprake zou zijn van een vormverzuim ten aanzien van de verkrijging van de PGP-data, dit vormverzuim niet is begaan in het voorbereidend onderzoek van één van de verdachten in het onderzoek Marengo, maar in de onderzoeken De Vink en Sassenheim. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens betwist dat sprake zou zijn van een vormverzuim omdat artikel 125la Sv niet gold voor Ennetcom en PGP-safe, aangezien zij niet als aanbieder van een communicatiedienst in de zin van dat artikel waren aan te merken. Artikel 126la (oud) Sv was wel van toepassing op aanbieders als Ennetcom en PGP-safe. Op grond van artikel 126ng, tweede lid, Sv had de inhoud van de communicatie van derden bij hen gevorderd kunnen worden, maar daarvoor is niet gekozen. De rechtspersonen en directeuren in de onderzoeken De Vink en Sassenheim werden namelijk als verdachte aangemerkt, zodat artikel 126ng, derde lid, jo artikel 96a Sv zich tegen het doen van zo’n vordering verzette. Daarom is voor de doorzoeking en inbeslagneming gebruik gemaakt van de officiersbevoegdheid in artikel 96c jo 125i Sv. De wijze van verstrekking van de Ennetcom-data uit De Vink is in meerdere uitspraken door rechtbanken getoetst en akkoord bevonden. In Marengo zijn de Ennetcom-data uit De Vink in de dataset opgenomen overeenkomstig dezelfde procedure, namelijk met machtiging van de rechter-commissaris. Ten aanzien van de PGP-safe-data uit Sassenheim heeft de verstrekking aan Marengo plaatsgevonden met inachtneming van artikel 126dd Sv. De stukken waaruit blijkt welke Sassenheim-data aan het onderzoek Marengo zijn verstrekt, zijn in het dossier gevoegd. Ten aanzien van de gestelde schending van privacyregelgeving bij de verwerking van de PGP-data heeft het Openbaar Ministerie onder meer erop gewezen dat het hier gaat om gegevens die zijn verkregen in de strafrechtelijke onderzoeken De Vink en Sassenheim. Deze gegevens mogen op grond van artikel 39e, eerste lid jo 39f onder a Wjsg verstrekt worden met het doel het opsporen van strafbare feiten. Volgens het Openbaar Ministerie zijn geen omstandigheden aangevoerd en ook in de aangehaalde WOB-documenten niet gebleken op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat structureel in strijd met de Wjsg of Wpg wordt gehandeld.
Oordeel rechtbank
14. De rechtbank overweegt dat de vragen inzake, kort gezegd, de rechtmatigheid van de verkrijging van de PGP-data, en of sprake is van vormverzuimen waaraan in de zaken van verdachten gevolgen verbonden moeten worden, ongetwijfeld onderwerp van het debat ter terechtzitting zullen worden. De rechtbank zal daarover dan bij vonnis moeten beslissen. Hetzelfde geldt voor de gestelde schendingen van privacyregelgeving. Ook hier gaat het om rechtsvragen die de rechtbank in het kader van te voeren verweren zal moeten beantwoorden. De processtukken die het Openbaar Ministerie voor deze beoordelingen relevant heeft geacht, bevinden zich in het dossier. In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot deze onderdelen ziet de rechtbank geen noodzaak tot het benoemen van een deskundige.
De integriteit en betrouwbaarheid van het gepresenteerde PGP-bewijsmateriaal en de mogelijkheden van contra-expertise van het PGP-materiaal
Standpunt verdediging
15. De verdediging wenst de te benoemen deskundige te bevragen over de integriteit en betrouwbaarheid van het gepresenteerde PGP-bewijsmateriaal en de mogelijkheid van contra-expertise. In dat verband heeft de verdediging eerst een aantal onderzoeksdoelen en aansluitend een aantal concrete, aan de deskundige te stellen vragen geformuleerd. Deze onderzoeksdoelen en vragen zien onder meer op het veiligstellen van de data op de servers in Canada en Costa Rica, de integriteit van de data in Hansken, de werking van Hansken, waaronder de betrouwbaarheid en volledigheid van de methode om door middel van zoekwoorden een selectie uit de brondata te maken, de controle op de (beoordeling van de) betrouwbaarheid van onderliggende brondata, de verschillende versies van Hansken, de controlemogelijkheden, of er bugs of fouten zijn geconstateerd in de werking van Hansken en welke gevolgen die hebben voor de resultaten. Ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van fouten in Hansken heeft de verdediging gewezen op het rapport van het NFI van ir. [naam NFI deskundige 1 ] (hierna: [naam NFI deskundige 1 ] ) van 16 juni 2020 over een fout in een versie van Hansken en op een brief van 14 september 2020 van het NFI in het onderzoek Himalaya waar ook een fout in Hansken aan het licht is gekomen. Daarnaast heeft de verdediging gewezen op de conclusies van de door de verdediging in de zaak Tandem II ingeschakelde deskundige dr. [naam deskundige 1] in zijn rapport van 4 maart 2018. Uit dit rapport blijkt dat nog altijd, ondanks de antwoorden van deskundige ir. [naam NFI deskundige 2] (hierna: [naam NFI deskundige 2] ) van het NFI, onvoldoende mogelijkheden zijn voor een effectieve controle op het samenstellen van de dataset (in dat geval Tandem II) en de werking van Hansken. Ten slotte heeft de verdediging gewezen op diverse problemen die zich bij Ennetcom hebben voorgedaan en die van invloed zijn geweest op de integriteit van de op de Ennetcom-servers aanwezige data.
Standpunt Openbaar Ministerie
16. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen nader onderzoek is geboden naar de door de verdediging genoemde punten.
17. Ten aanzien van het veiligstellen van de data en de integriteit van de data in Hansken heeft het Openbaar Ministerie gewezen op de relevante processen-verbaal in het dossier. Daarin staat beschreven op welke wijze de Ennetcom-data in De Vink in Canada en de PGP-safe-data in Sassenheim in Costa Rica zijn veiliggesteld en daaruit volgt dat wat er is gekopieerd en veiliggesteld ook datgene is wat is overgedragen aan Nederland. In het geval van Ennetcom betrof het de hele Ennetcom-server en in het geval van PGP-safe betrof het een gedeelte van de server omdat de Costa Ricaanse autoriteiten de doorzoeking beëindigden voordat alles was gekopieerd.
18. Ten aanzien van de betrouwbaarheid en volledigheid van de methode om door middel van zoekwoorden een selectie uit de brondata te maken, heeft het Openbaar Ministerie er allereerst op gewezen dat de berichten die het Openbaar Ministerie relevant vond in het dossier zijn gevoegd en dat de verdediging, nadat zij een jaar inzage heeft gehad in de dataset, geen verzoeken heeft gedaan tot voeging van aanvullende PGP-berichten. Ook heeft de verdediging geen verzoeken gedaan tot verstrekking van aanvullende PGP-berichten uit de onderzoeken De Vink of Sassenheim op basis van bij de rechter-commissaris op te geven zoektermen. Verder geldt dat de vragen met betrekking tot de betrouwbaarheid en volledigheid van de werking van Hansken als selectietool, al in het onderzoek Tandem II zijn besproken in het op verzoek van de verdediging in die zaak uitgebrachte deskundigenbericht van [naam NFI deskundige 2] van het NFI van 5 februari 2018. [naam NFI deskundige 2] is vervolgens ook gehoord bij de rechter-commissaris op 12 februari 2018 en bij die gelegenheid heeft de verdediging vragen kunnen stellen. Dit rapport en proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris zijn gevoegd bij de processtukken. De principes van de werking van Hansken en de toepassing van Hansken zijn voorts gedocumenteerd in
peer-reviewedpublicaties. [naam NFI deskundige 2] heeft ook verklaard over de doorontwikkeling van Hansken (verschillende versies van Hansken) en de controlemogelijkheden. Desgevraagd heeft [naam NFI deskundige 2] onder andere geantwoord dat bij twijfel over de volledigheid van een bericht te allen tijde extra controles uitgevoerd kunnen worden in Hansken zelf of met analysehulpmiddelen buiten Hansken. De stelling van de verdediging, dat sprake is van fouten en bugs in Hansken, is onjuist. De brief van 14 september 2020 in het onderzoek Himalaya gaat niet over fouten in Hansken, maar over een geconstateerd verschil tussen de weergave van Hansken en de weergave in het ten behoeve van de inzage gemaakte Excelbestand. Ook de fout in het Excelbestand, waardoor de namen van bijlagen niet altijd aan het juiste bericht waren gekoppeld, is geen fout in Hansken. Het NFI heeft dit geconstateerd, gemeld en hersteld. Als de verdediging dit wenst, kan zij de berichten in Hansken inzien als zij daartoe een afspraak bij het NFI maakt. In het in onderzoek De Vink uitgebrachte NFI-rapport van 16 juni 2020 van [naam NFI deskundige 1 ] , dat zich ook in het procesdossier bevindt, wordt evenmin een fout in Hansken beschreven. Het gaat hier om een verandering van de naam ‘email from’ naar ‘mailbox name’, wat heeft te maken met voortschrijdend inzicht wat betreft de benaming voor het betreffende veld. Dit wordt verder uitgelegd in het rapport door [naam NFI deskundige 1 ] . De vraag over bugs in Hansken evenals de vraag hoe groot de kans is dat een eenmaal ontsleuteld bericht ook een juiste weergave is van de inhoud van het versleutelde bericht, is door [naam NFI deskundige 2] al beantwoord in de in Tandem II opgemaakte rapporten van respectievelijk 5 februari 2018 en 9 maart 2018.
19. Met betrekking tot de door de verdediging aangevoerde integriteitsproblemen bij Ennetcom heeft het Openbaar Ministerie in de schriftelijke reactie gereageerd op de door de verdediging overgelegde lijst met 36 punten waarin die problemen, bestaande uit DDOS aanvallen,
spamming,
spoofing, rode kruizen en
exchangeproblemen, staan beschreven. Ook heeft het Openbaar Ministerie uiteengezet dat en waarom geen sprake is van hergebruik van e-mailadressen maar van licenties, dat er geen aanwijzingen zijn van een
hackvan de Ennetcom server en welke mogelijkheden [naam NFI deskundige 2] heeft geschetst om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van malware op de Ennetcom server. Ten slotte is het Openbaar Ministerie, onder andere met verwijzing naar een in De Vink opgemaakt proces-verbaal van bevindingen waarover de verdediging ook beschikt, ingegaan op de onaannemelijkheid van de theoretische mogelijkheid dat de Ennetcom server is gehackt en berichten zouden zijn gemanipuleerd.
Oordeel rechtbank
20. De rechtbank stelt vast dat reeds diverse rapporten aan het dossier zijn toegevoegd waarin door deskundigen van het NFI is ingegaan op de werking van Hansken. Ook is in die rapporten ingegaan op de gevolgen van door de verdediging gestelde integriteitsschendingen bij Ennetcom voor de betrouwbaarheid van het PGP-materiaal en is daarbij gereageerd op door de verdediging gestelde schriftelijke vragen. Het gaat hier om de NFI-rapportages van [naam NFI deskundige 2] van 5 februari 2018 en 9 maart 2018 in Tandem II, en de NFI-rapportage van [naam NFI deskundige 1 ] van 19 juli 2019 in onderzoek Orinus. Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam NFI deskundige 2] op 12 februari 2018 in de zaak Tandem II waar de verdediging vragen heeft kunnen stellen aan [naam NFI deskundige 2] . De omstandigheid dat die rapportages en vragen niet zijn opgemaakt respectievelijk gesteld in Marengo, doet er niet aan af dat de verdediging kan beschikken over antwoorden op algemene vragen over Hansken en de betrouwbaarheid van het PGP-materiaal. Waar de verdediging heeft gewezen op twee concrete voorbeelden van gestelde ‘fouten’ in Hansken, constateert de rechtbank bovendien dat daarover door het NFI uitleg is verstrekt in de brief van 14 september 2020 (over het verschil in weergave in Hansken ten opzichte van de weergave in het ten behoeve van de inzage gemaakte Excelbestand) en in het NFI-rapport van 16 juni 2020 (over de verandering van de naam van een veld uit de transitielogbestanden). Ook op deze onderdelen bevat het procesdossier dan ook al veel algemene informatie en uitleg.
21. In het licht van deze aan het dossier toegevoegde rapportages, is de rechtbank van oordeel dat de verdediging de noodzaak tot het benoemen van een deskundige met betrekking tot de algemene vragen over de integriteit en betrouwbaarheid van het gepresenteerde PGP bewijsmateriaal in Marengo onvoldoende concreet heeft onderbouwd.
22. De rechtbank onderschrijft in dit verband niet de stelling van de verdediging, dat op grond van artikel 6 EVRM een concreter onderbouwing niet verlangd zou mogen worden. Dit volgt naar het voorlopig oordeel van de rechtbank ook niet uit de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De zaken in de aangehaalde jurisprudentie betreffen niet de benoeming van een deskundige, maar andere kwesties, zoals het horen van getuigen. Verder gaat het in die jurisprudentie over zaken waarin voor de desbetreffende verdachte een belastende deskundigenrapportage als bewijs werd gepresenteerd en in die laatste zaken zet het Hof vervolgens uiteen welke rechten de verdediging op grond van artikel 6 EVRM toekomt om dergelijke rapportages te betwisten. De zoekmachine Hansken en de PGP-berichten betreffen echter geen deskundigenrapportages, zodat ook die verwijzingen niet zonder meer opgaan.
23. Gegeven de reeds beschikbare informatie mag van de verdediging worden verwacht dat zij concreet aanduidt met betrekking tot welke berichten twijfels bestaan over de integriteit en betrouwbaarheid. De mogelijkheden om ten aanzien van specifieke berichten onderzoek te doen, is aan de verdediging aangeboden en, zo begrijpt de rechtbank, dit aanbod geldt nog steeds. Ook geldt nog altijd het aanbod aan de verdediging om bij het NFI in de dataset te zoeken met Hansken, maar daar is in het onderzoek Marengo door de verdediging geen gebruik van gemaakt.
24. Bij het voorgaande betrekt de rechtbank nog dat benoeming van een deskundige niet zonder meer noodzakelijk lijkt wanneer het gaat om vragen die bij de verdediging opkomen naar aanleiding van de inzage in de dataset. De verdediging kan zich daartoe in eerste instantie wenden tot het Openbaar Ministerie, dat tot heden steeds in staat is geweest op vragen te antwoorden. Zo bleek ook op de PGP-regiedag van 11 maart 2021 dat het Openbaar Ministerie uitleg kon geven over de op die zitting gegeven concrete voorbeelden van berichten die bij de verdediging vragen hebben opgeroepen.
25. Los van de verzoeken van de verdediging vraagt de rechtbank het Openbaar Ministerie nog aandacht voor de volgende twee punten.
26. De rechtbank heeft geconstateerd dat in de beantwoording van de vragen van mr. I.N. Weski door het OM op 23 november 2020 en aangevuld op 17 februari 2021 staat dat de NFI- rapportage van 16 juni 2020 alleen betrekking heeft op berichten die sinds 12 april 2019 automatisch door Hansken uit de transitielogbestanden kunnen worden gekoppeld en dat het dus niet gaat om berichten van voor die datum of afkomstig uit de mailboxdatabase. Bij berichten die zijn verwerkt in processen-verbaal of detailrapportages met een datum eerder dan 12 april 2019 speelt de in het NFI-rapport uitgelegde kwestie niet. Het zou volgens het Openbaar Ministerie alleen kunnen gaan om berichten in de zaaksdossiers Rudolf en Kreta en het Openbaar Ministerie kondigt in de reactie van 23 november 2020 daarbij aan dat het de politie gevraagd heeft na te gaan of daarvan sprake was en zo ja, om hiervan proces-verbaal op te maken. De rechtbank heeft een dergelijk proces-verbaal niet in het (eind)dossier aangetroffen en verzoekt het Openbaar Ministerie na te gaan of dit proces-verbaal is opgemaakt. Als dat het geval is, verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie dit aan het dossier toe te voegen. Is dit niet het geval dan verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie alsnog een proces-verbaal hieromtrent op te (doen) maken en te voegen.
27. De rechtbank heeft voorts, naar aanleiding van het proces-verbaal van verhoor van [naam NFI deskundige 2] bij de rechter-commissaris op 12 februari 2018 in de zaak Tandem II (AD 03 PGP p. 773), geconstateerd dat daarin wordt vermeld dat mr. I.N. Weski op 26 januari 2018 in verband met die zaak bij het NFI is geweest en daar bij veel zoekpogingen een foutmelding volgde (aangeduid met “error 500”) bij het openen van bestanden. In dat verhoor zegt [naam NFI deskundige 2] vervolgens dat hij onderzoek zal doen naar wat die “error 500” veroorzaakte. De rechtbank verneemt graag van het Openbaar Ministerie of dit inderdaad is uitgezocht en inmiddels al of niet is opgelost. De rechtbank wenst deze informatie graag te ontvangen omdat ook in de zaak Marengo de mogelijkheid wordt geboden om bij het NFI in Hansken te zoeken.
De bejegening van geheimhouders
Standpunt verdediging
28. De verdediging wenst de te benoemen onafhankelijke deskundige te bevragen over de werkprocessen, de praktijk en de technische verwerking van geheimhoudersberichten. Daartoe heeft de verdediging gesteld dat gebleken is dat geheimhoudersberichten niet zijn vernietigd maar ontoegankelijk zijn gemaakt. Het is voor de rechtbank en de verdediging niet te controleren wat er met deze data binnen de Ennetcom-data is gebeurd en welke omvang en gevolgen het verzuim om deze data niet te vernietigen heeft, eventueel voor de doorwerking daarvan met de selecties naar deeldatasets in andere onderzoeken. De concrete vragen die aan de deskundige gesteld kunnen worden zijn: Welke werkprocessen worden gevolgd en/of technieken worden toegepast om de geheimhouders belangen te waarborgen? Wat is de technische werkwijze van het ontoegankelijk maken van geheimhoudersdata, en welke werkbeschrijvingen bestaan er daartoe en in hoeverre is die ontoegankelijkmaking
omkeerbaar en vindt dit plaats? Wie hebben feitelijk nog toegang tot de ontoegankelijk gemaakte geheimhoudersdata?
Standpunt Openbaar Ministerie
29. Het Openbaar Ministerie heeft verwezen naar diverse stukken in het dossier en reeds gegeven toelichtingen over het schoningsproces in de onderzoeken De Vink, Sassenheim en Marengo. In de schriftelijke reactie op de onderzoekswensen heeft het daar een aanvulling op gegeven en vervolgens geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek door een deskundige op dit punt.
30. De rechtbank stelt vast dat het dossier processen-verbaal bevat over de wijze waarop met geheimhoudersberichten in de onderzoeken De Vink en Sassenheim en (vervolgens) Marengo is omgegaan. Ook is daarover door het Openbaar Ministerie op diverse (pro forma) zittingen mondeling toelichting verstrekt. In het licht van alle reeds beschikbare informatie, is de rechtbank niet gebleken van de noodzaak om op dit punt een deskundige te benoemen. De beoordeling van de vraag of sprake is van schendingen van rechten van geheimhouders en eventuele gevolgen daarvan, kan bij de inhoudelijke behandeling aan de orde komen en daarover zal de rechtbank zich dan een oordeel moeten vormen.
Verzoek verdediging van [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 9] en [verdachte 8]
31. De verdediging van [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 9] en [verdachte 8] verzoekt om benoeming van een deskundige om vragen te kunnen stellen over het al dan niet (alsnog) kunnen blootleggen van PGP-communicatie. Volgens de verdediging staat vast dat niet alle berichten zijn blootgelegd. Bij bepaalde adressen zijn alleen de inkomende berichten en niet de uitgaande berichten zichtbaar. Aangenomen dat deze berichten er wel moeten zijn, kan worden vastgesteld dat ze niet zijn blootgelegd. De verdediging wil de deskundige vragen of er nu nog technieken zijn en/of de verwachting bestaat dat deze berichten toch nog beschikbaar gaan komen of dat dat niet meer mogelijk is. Ter zitting van 12 maart 2021 heeft de verdediging daaraan nog toegevoegd dat zij ook vragen wil stellen over de weergave van zogenoemde emoticons in Hansken. Als Hansken emoticons niet zichtbaar maakt waar deze mogelijkerwijs wel aan berichten waren toegevoegd, dan geeft dat een hele andere kijk op de in het dossier gepresenteerde berichten dan hoe de veronderstelde afzender van een bericht dat heeft bedoeld.
Standpunt Openbaar Ministerie
32. Het Openbaar Ministerie heeft geantwoord dat het klopt dat niet alle destijds verzonden berichten zijn blootgelegd, maar dat niet klopt dat die berichten er wel zouden moeten zijn. Het Openbaar Ministerie heeft verwezen naar de eerdere toelichting op 3 september 2020 waarin staat beschreven dat niet alle berichten die ooit via Ennetcom of PGP-safe zijn verstuurd ook zijn veiliggesteld. De data zijn op dit moment met de beschikbare technieken maximaal onderzocht en er zijn geen initiatieven om nieuwe technieken te ontwikkelen. Dit sluit echter niet uit dat in de toekomst een mogelijkheid ontstaat waardoor men wel in staat is nog meer sporen te lezen die nu niet zichtbaar of niet leesbaar zijn. Daarnaast is mogelijk dat PGP-berichten beschikbaar komen uit inbeslaggenomen PGP-telefoons die op dit moment bij het NFI worden onderzocht, zodat geen toezegging kan worden gedaan dat het blijft bij de beschikbare PGP-berichten. Dit zal echter niet leiden tot uitbreiding van de dataset. Ten aanzien van de emoticons heeft het Openbaar Ministerie geantwoord dat Hansken emoticons ondersteunt, zodat deze ook zichtbaar zijn. Er kan zelfs op gezocht worden. Onbekend is of er emoticons in de berichten van de dataset zitten. Dat hangt af van de vraag of de PGP-toestellen die destijds werden gebruikt emoticons ondersteunden, of de gebruikers daar dan ook gebruik van maakten, of dergelijke berichten vervolgens zijn veiliggesteld en of ze behoren tot het kader van de dataset. Met een zoekslag in Hansken zouden emoticons naar boven kunnen worden gehaald. Als de verdediging dit wenst, kan zij emoticons aandragen ten behoeve van zo’n zoekslag en kan het Openbaar Ministerie daarvan een proces-verbaal laten opmaken. De verdediging kan die zoekslag ook zelf maken en daartoe een afspraak maken voor inzage met Hansken bij het NFI.
Oordeel rechtbank
33. Gelet op de reactie van het Openbaar Ministerie waarin reeds inhoudelijk antwoord is gegeven op vragen die de verdediging aan een deskundige zou willen stellen, ziet de rechtbank geen noodzaak om daartoe een deskundige te benoemen. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 24 is overwogen, bestaat ook niet zonder meer aanleiding een deskundige te benoemen als er vragen bij de verdediging opkomen naar aanleiding van de inzage in de dataset.
Slotsom
34. De slotsom is dat de rechtbank in hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet de noodzaak is gebleken een deskundige te benoemen. Dit verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie om de door de rechtbank onder 26 en 27 gestelde vragen te (doen) beantwoorden.
Beantwoording van vragen van de verdediging van [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 5]
Standpunt verdediging
35. De verdediging heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie op te dragen alsnog een reeks vragen te beantwoorden. Het gaat om de vragen onder B van de eerste termijn van 18 februari 2021. Op de daar vermelde vragen onder 1, 2, 5, 9, 10 en 15 is geen antwoord gekomen. Daarnaast gaat het om de onder C in de eerste termijn van 18 februari 2021 opgenomen vragen die de verdediging in eerdere correspondentie, namelijk op 23 november 2020 en 6 februari 2021, aan het Openbaar Ministerie heeft gesteld maar die volgens de verdediging niet allemaal (genoegzaam) zijn beantwoord. De verdediging heeft daarbij onderkend dat zij geen rekening heeft kunnen houden met de antwoorden in de – daags voor de indieningsdatum van de eerste termijn verzonden – brief van het Openbaar Ministerie van 17 februari 2021, maar ook na kennisneming van die antwoorden blijven vragen onbeantwoord. De verdediging heeft in haar e-mail van 6 maart 2021 weergegeven welke van die vragen zij nog beantwoord wenst te zien. Ten slotte heeft de verdediging opheldering gevraagd over een aantal geconstateerde tegenstrijdigheden in het dossier.
Standpunt Openbaar Ministerie
36. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat, dat het de vragen van 6 februari 2021 heeft beantwoord in de brief van 17 februari 2021 en verder is op een deel van de vragen opnieuw gereageerd in het kader van het standpunt over de benoeming van een deskundige. Voor het overige borduren de vragen van de verdediging voort op thema’s, waarbij het doel is op detailniveau antwoord te krijgen. Niet kan worden ingezien op welke wijze de overigens zeer omvangrijke vragen relevant zijn voor enige beslissing in het kader van de vragen van artikel 348 en 350 Sv. Van tegenstrijdigheden is geen sprake. Het verzoek van de verdediging moet daarom worden afgewezen.
Vragen onder B van de schriftelijke termijn van 18 februari 2021
37. De onder B gestelde vragen en gedane verzoeken zien, samengevat, op het verstrekken van tijdlijnen, de werking van Hansken en de controle daarop, de totstandkoming van de dataset, de controle op de integriteit van de brondata, het verstrekken van een werkbeschrijving/protocol voor de personen die met de Ennetcom-data en PGP-safe-data en Hansken werken ter verkrijging van onderzoeksresultaten, en betreffen vragen naar aanleiding van de reactie van het Openbaar Ministerie in zijn brief van 6 oktober 2020 met betrekking tot het onderzoek Himalaya en de geconstateerde fout in het exportprogramma. De rechtbank is van oordeel dat de stukken die zich reeds in het dossier bevinden over deze onderwerpen en de toelichtingen die op verschillende zittingen en in e-mail correspondentie zijn gegeven vooralsnog voldoende ingaan op de gestelde vragen en voldoende tegemoet komen aan de verzoeken. Gelet op de reeds beschikbare informatie ziet de rechtbank daarom geen aanleiding om het verzoek van de verdediging toe te wijzen.
Vragen onder C van de schriftelijke termijn van 18 februari 2021
38. Hetzelfde geldt voor het merendeel van de onder C opgenomen vragen. De vragen over Sassenheim (A) zijn naar het oordeel van de rechtbank beantwoord in de reactie van het Openbaar Ministerie van 17 februari 2021. Het antwoord op de vraag van de verdediging of binnen Marengo over alle PGP-safe-data kan worden beschikt, volgt uit de processtukken waarnaar in die reactie wordt verwezen. Daaruit leidt de rechtbank voorshands namelijk af dat vanuit het onderzoek Sassenheim op meerdere momenten aan Marengo de berichten zijn verstrekt van specifieke e-mailadressen en dat er binnen het onderzoek Marengo dus niet toegang is tot alle PGP-safe-data. Ook de vragen over de detailrapportage (B) zijn daarin beantwoord. De verdediging heeft wel gesteld dat de detailrapportage nog veel meer termen bevat die niet worden toegelicht, maar heeft nagelaten expliciet te vermelden welke termen en delen van de detailrapportage uitleg behoeven. Beantwoording van de algemene vraag waarom die data worden verwerkt in een dergelijk detailrapport en wat daaruit forensisch en tactisch afgeleid kan worden, acht de rechtbank voldoende toegelicht in het dossier. De vraag naar de term “bron” (C) is ook beantwoord in de reactie van 17 februari 2021.
39. Met betrekking tot de vragen of er verslaglegging van het NFI is omtrent het samenstellen van de dataset en/of er correspondentie hierover is tussen het onderzoeksteam en/of Openbaar Ministerie en/of de rechter-commissaris die het onderzoek aan de data gedelegeerd heeft en het NFI op grond waarvan het NFI is verzocht de dataset samen te stellen en deze beschikbaar te stellen voor het onderzoeksteam (D), heeft het Openbaar Ministerie, onder verwijzing naar de vindplaatsen in het dossier geantwoord dat deze stukken zich in het dossier bevinden. Het heeft voorts gesteld dat vervolgens aan de hand van de door de rechter-commissaris afgegeven machtigingen en de verstrekkingen vanuit Sassenheim de dataset is samengesteld. De rechtbank is van oordeel dat daarmee in beginsel voldoende informatie is verstrekt over de wijze van totstandkoming van de dataset. Uit de toelichting in de e-mail van 6 maart 2021 van de verdediging begrijpt de rechtbank echter dat met de vragen wordt beoogd na te gaan of bij de samenstelling van de dataset het plan van aanpak wel daadwerkelijk is gevolgd of dat, zoals volgens de verdediging in Tandem II is gebeurd, die alleen met het invoeren van zoektermen is samengesteld. In zoverre kan de rechtbank begrijpen dat de verdediging belang erbij heeft om ook die feitelijke gang van zaken te controleren. De rechtbank zal het verzoek op dit punt daarom in zoverre toewijzen dat het Openbaar Ministerie wordt opgedragen een proces-verbaal op te (doen) maken, waarin wordt vermeld hoe de opdracht/het verzoek aan het NFI tot het samenstellen van de dataset is geformuleerd en waarin voorts wordt ingegaan op de vraag of bij de samenstelling van de dataset door het NFI ook feitelijk overeenkomstig het plan van aanpak is gewerkt.
40. Op vragen van de verdediging over de gestelde onjuiste vertaling van voorwaarde 2 in de originele tekst van de beslissing van de Canadese rechter op het rechtshulpverzoek (E) is het Openbaar Ministerie in de reactie van 17 februari 2021 ingegaan. Hierin heeft het onder meer geschreven, kort gezegd, dat de vertaling heeft plaatsgevonden in De Vink en niet in Marengo en dat de vertaling is gemaakt door een beëdigd vertaler zodat van de juistheid moet worden uitgegaan. Voor het gebruik van de Ennetcom-data in andere onderzoeken is een rechterlijke machtiging nodig en deze is ook steeds verzocht en verstrekt. De verdediging heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen blijken dat in Marengo in strijd met de voorschriften van de Canadese rechter is gehandeld, laat staan dat dit het gevolg is van een incorrecte vertaling, aldus het Openbaar Ministerie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gestelde vragen daarmee genoegzaam beantwoord en betreft het voor het overige een mogelijk discussiepunt in het kader van te voeren verweren bij de inhoudelijke behandeling.
41. Op de vragen met betrekking tot het ontbreken van een gedeelte van een vertaling uit de
sending order(F) uit Canada, heeft het Openbaar Ministerie in de reactie van 17 februari 2021 geantwoord, kort gezegd, dat het klopt dat een deel van die vertaling is weggevallen. Deze is als bijlage bij die reactie vervolgens verstrekt. Het gaat volgens het Openbaar Ministerie om de zogenoemde
mail queue, berichten die nog zijn binnengekomen in de zeer korte tijd tussen het moment van aanvang doorzoeking op 19 april 2016 en het moment van starten met daadwerkelijk kopiëren van de data op de servers van Ennetcom. Deze zijn in De Vink dan ook niet in Hansken ingeladen en maken per definitie dus geen deel uit van de dataset. De verdediging heeft in haar e-mail van 6 maart 2021 nog gesteld dat zij wenst dat de overige over deze vertaling gestelde vragen alsnog worden beantwoord omdat volgens haar een onvolledige en onjuiste vertaling zonder meer een rol kan hebben gespeeld in de rechtmatigheid van het gebruik van die data. Naar het oordeel van de rechtbank valt echter niet goed in te zien waarom nog (expliciet) antwoord zou moeten volgen op die resterende vragen, zoals waarom deze vertaling op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden, onder wiens verantwoordelijkheid en instructie en met welk doel. Met de reactie van het Openbaar Ministerie is voldoende tegemoet gekomen aan de vragen die de verdediging over de vertaling heeft gesteld. Ook hier geldt dat het voor het overige een mogelijk discussiepunt betreft in het kader van te voeren verweren bij de inhoudelijke behandeling.
42. De verdediging heeft gesteld dat de vragen over de geheimhouders (vragen onder punten I tot en met VI) ook met de reactie van 17 februari 2021, nog niet genoegzaam zijn beantwoord. De rechtbank stelt echter vast dat het Openbaar Ministerie op meerdere zittingen, in correspondentie en ten behoeve van deze regiezitting steeds onder verwijzing naar de desbetreffende stukken in het dossier heeft uitgelegd hoe met (mogelijke) berichten van geheimhouders is omgegaan binnen De Vink, Sassenheim en Marengo. Het Openbaar Ministerie heeft toegelicht, samengevat, dat het schoningsproces in De Vink en Sassenheim heeft plaatsgevonden en dat er in het procesdossier Marengo geen berichten uit de dataset zijn gevoegd waarvan later is gebleken dat het geheimhoudersberichten betreft. De geheimhoudersberichten die zich wél in het dossier Marengo bevinden zijn de twee reeds bekende doorstuurberichten die in een proces-verbaal van bevindingen staan dat is verstrekt vanuit Tandem II ten behoeve van de zaaksdossiers Kreta en Ster. Daarnaast zit in het procesdossier Marengo een proces-verbaal uit het onderzoek Koper waarin de resultaten van het uitlezen van de PGP-telefoon van [naam 1] zijn weergegeven en waarin in een bijlage berichten staan van een gebruiker die is opgeslagen met de naam “ [naam gebruiker] ”. Daarvan kan niet worden uitgesloten dat het om berichten van een geheimhouder gaat. In beide gevallen gaat het (dus) niet om berichten uit de dataset. Verder heeft het Openbaar Ministerie toegelicht, zoals al eerder op zitting van 6 maart 2020 en in de brief van 23 november 2020, dat de dataset met het oog op het samenstellen van de inzageset voor de verdediging door middel van zoektermen actief is doorzocht en dat naar aanleiding van deze zoekslag 77 dataregels door de geheimhoudersofficier voorlopig als geheimhoudersbericht zijn aangemerkt. Daarbij is opgemerkt dat dit op een totaal van ruim 875.000 berichten een percentage van 0,0081% betreft. Het Openbaar Ministerie stelt geen kennis te hebben genomen van de inhoud van die berichten en niet te weten om hoeveel berichten het gaat. Uiteindelijk zijn door de geheimhoudersofficier 71 dataregels definitief aangemerkt als geheimhoudersbericht. Op 22 september 2020 heeft de geheimhoudersofficier opdracht gegeven deze berichten ontoegankelijk te maken waaraan op 13 oktober 2020 uitvoering is gegeven. Het gaat hier (dus) niet om berichten in het dossier, maar om berichten in de dataset ten behoeve van de inzage. Het Openbaar Ministerie, dat berichten uit de dataset heeft geraadpleegd in de periode dat die 71 regels er nog wel in zaten, kan daar dus in theorie kennis van hebben genomen, maar stelt dat het geen concrete herinnering aan de inhoud van die berichten heeft.
43. De rechtbank begrijpt uit de repliek van de verdediging, dat zij nog steeds belang stelt te hebben bij beantwoording van haar vragen. De kwestie over de als geheimhoudersberichten aangemerkte 77 dataregels die tot in 2020 onderdeel hebben uitgemaakt van de voor het onderzoeksteam toegankelijke PGP-data, onderschrijft volgens haar dat die informatie nodig is in het kader van het in kaart brengen van de aard en omvang van de inbreuken op de rechten van geheimhouders. Verder acht de verdediging beantwoording van de vragen nog van belang nu volgens haar de technische en feitelijke werkwijze ten aanzien van het ontoegankelijk maken niet voldoende in het dossier is verantwoord.
44. Anders dan de verdediging meent, is de rechtbank van oordeel dat met de gegeven toelichtingen en verwijzing naar dossierstukken, de vragen van de verdediging wel voldoende zijn beantwoord. Dat de verdediging meent dat uit de inhoud van de antwoorden of het gebrek aan verantwoording in het dossier sprake is van schendingen van rechten van geheimhouders, maakt dit niet anders. Dit betreft een discussiepunt in het kader van reeds aangekondigde verweren bij de inhoudelijke behandeling, maar noopt, met uitzondering van hetgeen hierna onder 48 wordt overwogen en beslist, niet tot toewijzing van het verzoek.
45. Het voorgaande geldt niet voor het verzoek onder VI. Daarin heeft de verdediging verzocht om verstrekking van de “
Handleiding Verwerking geheimhouders informatie aangetroffen in inbeslaggenomen voorwerpen en in digitale bestanden uit 2014” waarnaar in de brief van het Openbaar Ministerie van 23 november 2020 is verwezen. Op deze vraag is geen antwoord gekomen en de rechtbank heeft de handleiding ook niet aangetroffen in het dossier, zodat onduidelijk is gebleven of het Openbaar Ministerie bereid is deze aan de verdediging te verstrekken. De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie op dit punt om een reactie, zo mogelijk op de eerstvolgende (schriftelijke ronde van de) regiezitting.
46. Ten slotte heeft de verdediging in haar repliek gewezen op een drietal tegenstrijdigheden in het dossier waarover zij opheldering vraagt. Twee daarvan zien op de omgang met geheimhouderscommunicatie in Sassenheim. Volgens de verdediging strookt de informatie uit de brief van het Openbaar Ministerie van 23 november 2020, dat na een handmatige controle geen geheimhouderscommunicatie is aangetroffen met verwijzing naar een bevestiging van de officier van justitie in Sassenheim van 4 december 2017, niet met de informatie in het proces-verbaal over de omgang met geheimhouderscommunicatie in Sassenheim van 31 oktober 2018 (AD 03 PGP p. 648). Daarin staat namelijk dat het onderzoek daarnaar pas in juni 2018 aanvangt. Verder, zo betoogt de verdediging, strookt de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie van 5 maart 2021 (pagina 36) waar staat dat een tweede controle heeft plaatsgevonden niet met de informatie uit de brief van 23 november 2020 waaruit volgt dat de transitielogbestanden pas sinds april 2019 beschikbaar zijn. De derde tegenstrijdigheid betreft volgens de verdediging, kort gezegd, een tegenstrijdigheid in de communicatie tussen het zaaks-Openbaar Ministerie De Vink enerzijds en het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo anderzijds. Naar aanleiding van het vonnis in de zaak Tandem II van 19 april 2018 heeft het zaaks-Openbaar Ministerie De Vink op 1 oktober 2018 geschreven dat ook de strafrechtelijke onderzoeken die gebruik maken van datasets van Ennetcom-data erop zijn gewezen dat ze oog moeten hebben voor doorgestuurde berichten en voorts scherp moeten zijn op geheimhoudersinformatie. Het zaaks-Openbaar Ministerie Marengo heeft in een e-mail van 10 mei 2019 aan de raadsvrouw van [verdachte 5] echter geschreven: “
U heeft ons nu geattendeerd op de beslissing van de rechtbank van 19 april 2018, dit vonnis dateert van na de toestemming van de rechter-commissaris.”Dit lijkt niet alleen in strijd met hetgeen het Openbaar Ministerie stelt in De Vink over het informeren van andere onderzoeken maar de verdediging acht ook zeer onaannemelijk dat het Openbaar Ministerie die uitspraak Tandem II niet zou hebben gekend totdat het daarop door mr. Splinter was gewezen, aldus de verdediging.
47. Het Openbaar Ministerie heeft bij dupliek geantwoord dat geen sprake is van tegenstrijdigheden. Het feit dat de officier van justitie op 4 december 2017 heeft gemeld dat in de Sassenheim-data geen geheimhoudersberichten waren aangetroffen, verhoudt zich prima met het feit dat daarvan op 8 januari 2018, een maand later, proces-verbaal wordt opgemaakt. In 2018 heeft een tweede controle plaatsgevonden naar aanleiding van het beschikbaar komen van de berichten uit de transitielogs en dat is niet strijdig met de opmerking uit de brief van 23 november 2020, dat de berichten uit de transitielogs pas in april 2019 beschikbaar zijn. Die tweede controle vond immers plaats in de brondata en pas na afronding van die controle konden de berichten worden vrijgegeven aan andere onderzoeken. Voor Marengo kwamen deze berichten er pas in april 2019, aldus het Openbaar Ministerie.
48. De rechtbank kan deze toelichting van het Openbaar Ministerie niet helemaal volgen. In de eerste plaats wordt bij dupliek verwezen naar een proces-verbaal van 8 januari 2018, maar dat proces-verbaal, LERDA 15008-1450 (AD 03 PGP p. 317), ziet niet op Sassenheim maar op het schoningsproces in De Vink. In de schriftelijke reactie van 5 maart 2021 verwijst het Openbaar Ministerie voor de eerste controle in Sassenheim, waarbij geen adressen van geheimhouders zijn onderkend, naar het proces-verbaal van 31 oktober 2018 (AD 03 PGP p. 648). Dit is vooralsnog ook niet goed te volgen omdat uit dat proces-verbaal blijkt dat toen wel een aantal e-mailadressen als mogelijk in gebruik bij geheimhouders is onderkend (bijlage 3). Mogelijk is er ook een proces-verbaal van 8 januari 2018 in Sassenheim maar dat heeft de rechtbank vooralsnog niet aangetroffen in het einddossier. Waar het Openbaar Ministerie vervolgens schrijft dat de tweede controle in Sassenheim (en De Vink) in juni 2018 is verricht en welke controle heeft geleid tot het onderkennen van zeven mailadressen die mogelijk in gebruik waren bij geheimhouders, doelt het Openbaar Ministerie mogelijk op genoemd proces-verbaal van 31 oktober 2018 (AD 03 PGP p. 648). Hierin wordt echter niet, althans niet expliciet, vermeld dat het hier een
tweedecontrole betreft, en ook niet dat deze plaatsvindt in verband met het beschikbaar komen van berichten uit transitielogbestanden. Bovendien kan de rechtbank het Openbaar Ministerie niet goed volgen in de stelling dat de brondata in verband met het beschikbaar komen van de berichten uit de transitielogbestanden (al) medio juni 2018 zijn onderzocht op geheimhouderscommunicatie. Uit onder andere de beantwoording op pagina 6 van de rapportage van [naam NFI deskundige 1 ] (AD 03 PGP p. 754) heeft de rechtbank namelijk begrepen dat de berichten uit de transitielogbestanden pas zichtbaar konden worden gemaakt met de “31.2.1 release” – de uitbreiding – van Hansken die volgens [naam NFI deskundige 1 ] omstreeks 12 april 2019
releasedis. Dit lijkt erop te duiden dat die berichten ook voor de onderzoeken Sassenheim en De Vink niet eerder dan 12 april 2019 beschikbaar waren. De rechtbank verzoekt het Openbaar Ministerie om het voorgaande voor de rechtbank en verdediging op te helderen, zo nodig met voeging van eventuele beschikbare processen-verbaal uit onderzoek Sassenheim die zich nog niet in het einddossier bevinden. De rechtbank ziet voorshands geen aanleiding het Openbaar Ministerie op te dragen uitleg te geven over de derde gestelde tegenstrijdigheid. Het gaat hier volgens de rechtbank namelijk niet zozeer om een op te helderen tegenstrijdigheid. Het betreft veeleer een weergave van niet betwiste correspondentie waar de verdediging haar vraagtekens bij zet, welke vraagtekens zij zo nodig bij de inhoudelijke behandeling kan vertalen in standpunten en/of te voeren verweren.
Slotsom
49. De slotsom is dat de verzoeken van de verdediging ten aanzien van de verzochte beantwoording van vragen worden afgewezen, met uitzondering van de vragen onder 39 (verzoek/opdracht aan het NFI tot samenstelling dataset en plan van aanpak feitelijk gevolgd), 45 (de handleiding) en onder 48 (opheldering over ingenomen standpunten Openbaar Ministerie over het schoningsproces Sassenheim).
Horen [naam getuige 1]
Standpunt verdediging
50. De verdediging van [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 5] verzoekt om het horen als getuige van [naam getuige 1] , eigenaar/medewerker van [naam bedrijf] , over, kort gezegd, storingen en technische problemen bij Ennetcom en het aanmaken en hergebruik van e-mailadressen. De verdediging wil de getuige bevragen over de gevolgen die deze problemen hebben voor de data op de servers die nu als bewijs worden gepresenteerd.
Standpunt Openbaar Ministerie
51. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Daartoe heeft het verwezen naar wat het in de schriftelijke reactie van 5 maart 2021 over de integriteit en infrastructuur van Ennetcom reeds uiteen heeft gezet.
Oordeel rechtbank
52. De rechtbank stelt voorop dat het dossier al informatie bevat over integriteitsproblemen en storingen die zich bij Ennetcom hebben voorgedaan. Zo bevindt zich in het dossier het rapport van 16 januari 2018 van Ing. [naam deskundige 2] (hierna: [naam deskundige 2] ) van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau, opgemaakt op aanvraag van mr. I.N. Weski voor haar cliënten [naam cliënt 1] en [naam cliënt 2] (AD 03 PGP p. 787). [naam deskundige 2] heeft ten behoeve van zijn rapportage vijf personen gehoord, waaronder de verzochte getuige [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] . Van deze laatste twee personen heeft de verdediging ook verklaringen overgelegd met betrekking tot integriteits- en veiligheidsproblemen die zich volgens hen bij Ennetcom hebben voorgedaan. [naam deskundige 2] heeft in zijn rapport routingproblemen, mogelijkheden tot
spoofen,
hacks, DDos-aanvallen en de infectie van het Ennetcom netwerk met een worm beschreven. In het licht van de informatie die over de problemen bij Ennetcom aldus beschikbaar is, is onvoldoende onderbouwd welk belang de verdediging nog heeft bij het horen van de getuige op dat punt. De rechtbank acht voorts niet voldoende onderbouwd dat [naam getuige 1] kan verklaren over de consequenties die deze problemen voor de integriteit en betrouwbaarheid van de zich in het dossier bevindende PGP-berichten hebben gehad. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 1] dan ook af, omdat niet is gebleken dat het horen van deze getuige van belang is voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv.
Raadplegen van de PGP-data in (de software van) Hansken via een inlogmogelijkheid op kantoor
53. Ten aanzien van het verzoek van de verdediging van [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 5] om een inlogmogelijkheid (vanaf kantoor) in Hansken om de PGP-data met Hansken te kunnen doorzoeken, overweegt de rechtbank het volgende. [naam NFI deskundige 2] heeft in zijn verhoor van 12 februari 2018 gesproken over het ontwikkelen van een dergelijk ‘
remote access platform’ voor Hansken. Uit de toelichting van het Openbaar Ministerie volgt echter dat een dergelijke inlogmogelijkheid feitelijk nog niet, ook niet voor de officieren van justitie vanaf de eigen werkplek, beschikbaar is, ook al zijn inmiddels ruim drie jaar verstreken. Desgevraagd door de rechtbank heeft het Openbaar Ministerie ter zitting nog geantwoord dat ook niet de verwachting bestaat dat een dergelijke mogelijkheid op afzienbare termijn gerealiseerd kan worden. Reeds hierom kan het verzoek van de verdediging op dit punt niet worden toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
Verzoek dat de rechtbank in Hansken de dataset doorzoekt
54. Het (herhaalde) verzoek van de verdediging, dat de rechtbank de dataset met Hansken doorzoekt, eventueel op een nader daarvoor te plannen zittingsdag, wordt afgewezen. De rechtbank begrijpt dat de verdediging hiermee beoogt het verschil inzichtelijk te maken tussen de mogelijkheden van de huidige wijze van inzien voor de verdediging enerzijds en de middelen die het Openbaar Ministerie daartoe heeft anderzijds. De rechtbank ziet hiertoe echter onvoldoende aanleiding. Het gaat er immers om of met de huidige inzagemogelijkheden voldoende gelegenheid wordt geboden om een adequate verdediging te voeren. Voor die beoordeling is niet nodig dat de rechtbank zelf gaat zoeken met Hansken in de dataset.
Verzoek om toegang tot alle brondata
55. Ook het (herhaalde) verzoek om toegang tot alle brondata die zijn veiliggesteld in De Vink en Sassenheim wordt afgewezen. De verdediging wenst daarmee in feite verdergaande toegang tot de Ennetcom-data en PGP-safe-data te verkrijgen dan het Openbaar Ministerie heeft. Daartoe is geen aanleiding. Bovendien zou een dergelijke vergaande toegang tot de Ennetcom-data in strijd zijn met de door de Canadese rechter gestelde voorwaarden voor toegang tot die data. Voor zover de verdediging meent dat specifieke berichten, die zich nog niet in de dataset bevinden, aan het dossier zouden moeten worden toegevoegd, kan zij zich wenden tot de rechter-commissaris met een onderbouwd verzoek, bijvoorbeeld met opgave van relevante zoektermen, om de dataset te laten uitbreiden.
Verzoeken met betrekking tot de inzage in de dataset
56. De rechtbank zal de verzoeken van de verdediging van [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 9] en [verdachte 8] met betrekking tot de huidige wijze van inzage in de dataset, vanwege de samenhang, hierna gezamenlijk bespreken.
57. De verdediging heeft in de schriftelijke termijn van 18 februari 2021 en ter zitting van 12 maart 2021 naar aanleiding van de PGP-inzagedag van 11 maart 2021 (herhaalde) verzoeken gedaan tot het ter beschikking stellen van de dataset aan de raadsman en aan de verdachte. Een aantal andere raadslieden heeft zich ter zitting van 12 maart 2021 bij deze verzoeken aangesloten. De motivering van die verzoeken komt er in de kern op neer dat de verdediging meent dat de huidige voorzieningen die met betrekking tot die inzage worden geboden en regels die daarbij gelden, onwerkbaar zijn gebleken. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De Marengo dataset behoort niet tot de processtukken
58. Net als in de eerdere beslissingen van 13 maart 2020, 4 juni 2020 en 29 september 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4764), stelt de rechtbank ook nu voorop dat de dataset geen deel uitmaakt van de processtukken en er (dus) geen recht bestaat op verstrekking van die volledige dataset. De verdediging heeft wel recht op inzage, zodat zij kan beoordelen of er specifieke berichten zijn die zij toegevoegd zou willen zien aan de processtukken. De wet schrijft echter niet voor dat ten behoeve van deze beoordeling aan de verdachte en zijn advocaat een afschrift zou moeten worden verstrekt van alle resultaten van opsporing. Het gaat er dan ook niet om of sprake is van vertrouwen in de verdediging, zoals mr. Meijering heeft betoogd, maar – als gezegd – om het uitgangspunt dat geen afschrift wordt verstrekt vanalleonderzoeksresultaten. De officier van justitie heeft, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 6 van het Besluit processtukken in strafzaken, een centrale rol als het gaat om de voorwaarden waaronder inzage in niet tot de processtukken horende stukken kan plaatsvinden. Bij die inzage moet, zo stelt de officier van justitie, rekening worden gehouden met het feit dat het om privacygevoelige gegevens gaat waar zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Het gaat immers om een zeer grote hoeveelheid (persoonlijke) berichten van verschillende deelnemers. In herinnering kan worden gebracht dat het Openbaar Ministerie op de zittingen van 27 en 28 februari en 6 maart 2020 in dit verband heeft toegelicht dat ‘slechts’ 10% van de (toen nog circa 610.000) berichten bestaat uit communicatie die volgens de politie is toe te schrijven aan de PGP-lijnen van verdachten en de overige 90% van de berichten volgens de politie gaat om communicatie van derden of van verdachten op tot heden niet geïdentificeerde PGP-lijnen. Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of de geboden wijze van inzage de verdediging voldoende mogelijkheid biedt om een adequate verdediging te voeren. Huidige inzage mogelijkheden in de dataset
59. Sinds 10 februari 2020 wordt aan de verdediging inzage in de dataset geboden doordat de dataset op afspraak bij de politiebureaus in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht kan worden ingezien, en daarnaast ook op afspraak kan worden ingezien op een laptop in de penitentiaire inrichting in aanwezigheid van de gedetineerde cliënt. Voor de Extra Beveiligde Inrichting (hierna: EBI) in Vught geldt dat op afspraak
tweelaptops met daarop de dataset beschikbaar zijn, zodat aan beide zijden van de glazen wand een laptop beschikbaar is. Bij deze inzagemogelijkheden kan desgewenst ook een laptop met het digitale dossier worden verstrekt. Verder bestaat voor de verdediging de mogelijkheid om (via de officier van justitie) een specifiek bericht nader door het NFI te laten onderzoeken, dan wel om zelf op afspraak bij het NFI in de dataset te zoeken met behulp van Hansken. Ten slotte is aan elke raadsman een laptop verstrekt met daarop de zogenoemde ‘eigen PGP-lijnen’. Daarop staan de berichten van alle lijnen die door de politie worden toegeschreven aan de door die raadsman bijgestane verdachte.
Voldoet deze huidige wijze van inzage?
60. Mrs. Van den Boom en Wijburg hebben de rechtbank een aantal voorbeelden van zoekslagen getoond. De officier van justitie heeft daarbij toelichting en tips gegeven waarmee het zoekproces efficiënter en sneller zou kunnen. De rechtbank heeft kunnen constateren dat de zoekslagen na dergelijke aanwijzingen sneller verliepen. De resultaten verschenen dan doorgaans snel. Alleen in de gevallen waarin niet efficiënt met een enkele zoekterm in de dataset werd gezocht, duurde het langer. Niettemin verscheen het resultaat vervolgens, waarbij het langste wachten circa twee minuten en veertig seconden duurde. Met de terechte kanttekening van mr. Splinter, dat het laptopscherm kleiner is dan de schermen voor de overige procesdeelnemers op zitting, heeft de rechtbank ook vast kunnen stellen dat de berichten die werden gevonden goed leesbaar waren, dat bij de weergave van de zoekresultaten ook andere berichten ‘rondom’ die resultaten in beeld kwamen en dat de metadata van een bericht konden worden opgezocht. Aan mr. Wijburg, die daar nog niet over bleek te beschikken, is de handleiding voor de inzage inmiddels ook verstrekt. De rechtbank heeft geconstateerd dat op momenten dat de raadslieden zich hardop afvroegen hoe een bepaald zoekproces het beste kon worden aangevangen dan wel kon worden vervolgd, het antwoord, bij gelegenheid op aanwijzen van de officier van justitie, in de handleiding bleek terug te vinden. Soms ging het daarbij echter ook om informatie die de officier van justitie kon verstrekken over algemeen bekende zoekfunctionaliteiten in Excel en PDF. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zoekmogelijkheden op de inzage laptops de verdediging in beginsel voldoende in staat stellen de dataset op efficiënte wijze te doorzoeken.
61. Aparte bespreking in het kader van het efficiënt zoeken behoeft de door mr. Van den Boom geuite wens om de metadata en de
byte-
to-
byteweergave van de berichten in de dataset op te zoeken. Ter zitting is vastgesteld dat dit in ieder geval niet nodig is om te controleren of in de inzage-set wijzigingen zijn aangebracht. Bij het afsluiten van het Excel-inzagebestand verschijnt weliswaar een melding met de vraag of de gebruiker wijzigingen wil opslaan, maar ter zitting is vastgesteld dat het aanbrengen van wijzigingen niet mogelijk is omdat het een ‘
read only’ bestand is. Voorts heeft de officier van justitie toegelicht dat de inhoud van de Excelbestanden rechtstreeks afkomstig is uit Hansken. De rechtbank begrijpt daaruit dat de tekst niet is overgetypt, zoals de verdediging veronderstelt. Ook is toegelicht dat en waarom alleen op het ondergeschikte punt van de bijzondere leestekens een verschil kan zitten tussen de weergave in Excel en Hansken. Bij geen van de gedemonstreerde voorbeelden heeft de rechtbank overigens geconstateerd dat er verschil zit in de weergave van de tekst van het bericht in Excel en de
byte-
to-
byteweergave. De rechtbank heeft verder geconstateerd dat de verdediging, nadat zij de vervolgens opgezochte metadata bij een bericht had gevonden en kon tonen, liet weten niet goed in staat te zijn deze te interpreteren. Ter zitting heeft mr. Van den Boom aangegeven dat de benoeming van een deskundige (ook) noodzakelijk is om uitleg te kunnen geven over de betekenis van deze metadata. Die noodzaak ziet de rechtbank echter niet. Indien de verdediging uitleg wenst over deze (veelal technische) data, heeft zij de mogelijkheid om hierover via de officier van justitie uitleg te vragen aan de politie. Ook kan zij zelf eventueel literatuur of deskundigen raadplegen om nadere uitleg over de duiding van deze data te krijgen. Als de verdediging daadwerkelijk de metadata van alle berichten op deze wijze wil controleren, is dat inderdaad tijdrovend. Voorshands is de rechtbank echter niet overtuigd van de noodzaak van een dergelijke intensieve controle, en zo al noodzakelijk, waarom niet met een steekproef en/of het selecteren van specifieke berichten zou kunnen worden volstaan. Voorshands is de rechtbank dan ook met het Openbaar Ministerie van oordeel dat de keuze om hieraan veel tijd te besteden zonder deze data goed te kunnen duiden, voor rekening van de verdediging komt. Voor zover de verdediging in de metadata zou willen nagaan of berichten zijn gespoofd, heeft het Openbaar Ministerie in dit verband nog laten weten dat de politie na onderzoek heeft vastgesteld dat tussen de aan verdachten toegeschreven berichten in de dataset geen gespoofde berichten zitten, dat daarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt en dat dit in het dossier zal worden gevoegd.
62. Ten aanzien van de specifieke voorbeelden die de verdediging heeft getoond, heeft het Openbaar Ministerie ter zitting voor een deel direct uitleg kunnen geven. Dit ziet bijvoorbeeld op de vragen hoe de verdediging kan zien of voor het opzoeken van een bepaald bericht in het Ennetcom-bestand of in het PGP-safe-bestand moet worden gezocht en waar de verdediging recenter in de dataset gevoegde berichten moet zoeken. Ook is bijvoorbeeld toegelicht dat in de inzage-set geen foto’s zichtbaar worden, reden waarom in het geval een bericht alleen een foto betreft alleen een wit vlak zichtbaar wordt. De desbetreffende foto is wel zichtbaar in Hansken en als de verdediging dit wil, kan zij dat bij het NFI met inzage in Hansken controleren. Voor zover het Openbaar Ministerie nog niet op de andere (vragen naar aanleiding van) voorbeelden heeft gereageerd, heeft het toegezegd te streven binnen twee weken die vragen te beantwoorden.
63. Mr. Wijburg heeft problemen beschreven met de snelheid van zoeken op de verstrekte laptop met de ‘eigen lijnen’. Deze bevatten geen Pdf-bestanden waarmee makkelijker gewerkt zou kunnen worden. Ook is de laptop traag, loopt hij op een achterhaald besturingssysteem en beschikt hij niet over
Officemaar over een gratis programma met een andere interface, aldus de raadsman. De officier van justitie heeft hierop ter zitting reeds gereageerd en in aanvulling daarop aangeboden op de laptops met de ‘eigen lijnen’ ook een doorzoekbaar Pdf-bestand te plaatsen en de laptop te
updatenmet de nieuwste versie van de software. De rechtbank gaat ervan uit dat daarmee voldoende tegemoet is gekomen aan deze geuite bezwaren.
Praktische bezwaren bij inzage
64. De verdediging heeft gesteld, samengevat, dat de wijze van inzage in de penitentiaire inrichtingen, waaronder de EBI, en de politiebureaus op vele praktische bezwaren stuit. Mr. Wijburg heeft in dit verband inzichtelijk gedemonstreerd hoe lastig het is om met aan elke kant van de glazen wand een laptop, de dataset goed te doorzoeken en gevonden resultaten met de verdachte te bespreken, waarbij ook nog rekening ermee moet worden gehouden dat verdachte en raadsman niet dezelfde handigheid op de laptop hebben.
65. Hoezeer de rechtbank zich ook realiseert dat de inzage in de dataset op praktische problemen stuit en tijdrovend is, het geeft onvoldoende aanleiding om de officier van justitie te bevelen in het kader van de inzage de dataset aan de raadsman en verdachte te verstrekken. De argumenten van de officier van justitie om dat niet te doen – zoals hiervoor weergegeven onder 58. – acht de rechtbank valide. Daarbij overweegt de rechtbank dat de mogelijkheden die verdediging in de zaak Marengo thans heeft voor inzage – zoals opgesomd onder 59. – voorshands voldoende worden geacht om een adequate verdediging te kunnen voeren. De rechtbank betrekt daarbij dat de diverse verdedigingen nog geen gebruik hebben gemaakt van alle geboden faciliteiten. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat de omstandigheid dat inzage veel tijd kost enigszins gecompenseerd wordt door de omstandigheid dat er, gezien de verwachte duur van het proces, ook veel tijd is om deze inzage te doen. Waar mr. G.N. Weski ten slotte nog heeft gewezen op de in een ander onderzoek wel toegestane mogelijkheid dat bij de inzage bij het NFI foto’s van berichten mogen worden gemaakt, leidt dit niet tot een ander oordeel, reeds omdat de rechtbank de feiten en omstandigheden die daartoe in die zaak aanleiding hebben gegeven niet kent.
66. De rechtbank is van oordeel dat, ook nadat de verdediging op de PGP-inzagedag van 11 maart 2021 heeft getoond welke problemen zij ervaart bij die inzage, onvoldoende aanleiding bestaat om de officier van justitie te bevelen dat aan de verdediging meer inzagemogelijkheden moeten worden verleend dan waarover zij nu al beschikt.
Eventuele andere verzoeken
67. Voor zover de verdediging in het kader van de PGP-regiezitting andere verzoeken heeft gedaan waarop nog niet is beslist, kunnen deze op een volgende regiezitting aan de orde worden gesteld.