ECLI:NL:CRVB:2021:1786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten en opleggen van een boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 18 oktober 2008 bijstand ontvangt, werd onderzocht door de gemeente Rotterdam in het kader van het project Heronderzoek PW 2018. Dit onderzoek onthulde dat de appellant in de periode van 3 januari 2017 tot en met 28 november 2017 verschillende opnames in gokinstellingen had gedaan, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand over bepaalde maanden en de oplegging van een boete. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn gokactiviteiten en de daarmee samenhangende inkomsten. De Raad verwierp de stelling van de appellant dat het college had gehandeld in strijd met het verbod op discriminatie, aangezien het onderzoek niet specifiek gericht was op geslacht, maar op thematische groepen. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstand en dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn gokactiviteiten van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand. De opgelegde boete werd als evenredig aan de ernst van de overtreding beschouwd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.