ECLI:NL:CRVB:2021:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 10 oktober 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 gokactiviteiten verricht zonder deze te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft op basis van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand besloten om de bijstand van appellant over de genoemde periode in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij gokactiviteiten heeft verricht. De Raad oordeelt dat het college voldoende transparant is geweest in de wijze van selecteren voor het rechtmatigheidsonderzoek en dat er geen onrechtmatig onderscheid is gemaakt op basis van geslacht of postcode. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn gokactiviteiten van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand. De stelling van appellant dat hij niet op de hoogte was van de meldingsplicht werd verworpen, omdat het evident is dat gokken kan leiden tot inkomsten die van belang zijn voor de bijstandsverlening.
De Raad heeft de terugvordering van de bijstand bevestigd, omdat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam is bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.