ECLI:NL:CRVB:2019:3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van AOW-toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 2013 een ouderdomspensioen voor gehuwden, maar verzocht de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om zijn pensioen te herzien naar dat voor ongehuwden, omdat hij sinds 7 december 2015 niet meer op hetzelfde adres als zijn echtgenote woonde en zij sinds 30 juni 2015 gescheiden van tafel en bed leefden. De Svb weigerde dit verzoek en herzag de toeslag op het pensioen, wat leidde tot een terugvordering van te veel betaalde toeslagen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant en zijn echtgenote, ondanks hun gescheiden leven, nog steeds een relatie hadden die verder ging dan een uitsluitend zakelijke relatie. De Raad baseerde zijn oordeel op verschillende verklaringen van de appellant, waaruit bleek dat hij en zijn echtgenote regelmatig contact hadden en gezamenlijke activiteiten ondernamen.
De Raad concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet wezenlijk anders waren dan die door de rechtbank waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.