ECLI:NL:CRVB:2019:3792
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van ouderdomspensioen AOW
Op 28 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellanten die hoger beroep instelden tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, een gehuwd paar, ontvingen ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). In maart 2017 gaven zij aan dat zij uit elkaar gingen, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) besloot dat zij het pensioen voor gehuwden konden blijven ontvangen, omdat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna de appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en verwees naar de relevante wetgeving, met name artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, dat bepaalt dat iemand als ongehuwd wordt aangemerkt als hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot. De Raad concludeerde dat de feiten en omstandigheden, zoals het gezamenlijk eigendom van een woning en gezamenlijke bankrekeningen, niet wezenlijk duiden op duurzaam gescheiden leven. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hoger beroepen niet slagen.
De uitspraak benadrukt dat de motieven voor het al dan niet verbreken van de echtelijke samenleving niet relevant zijn voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven. De Raad ziet geen aanleiding om terug te komen op zijn eerdere rechtspraak over dit onderwerp. De uitspraak werd gedaan door H. Benek, met S.L. Alves als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.