ECLI:NL:CRVB:2019:1277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag naar de norm voor een alleenstaande ouder wegens niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de afwijzing van een bijstandsaanvraag door appellante, die gehuwd was met X en niet duurzaam gescheiden leefde. Appellante had op 10 oktober 2016 bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande ouder, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag afgewezen op basis van onderzoek waaruit bleek dat appellante en X ten tijde van de aanvraag nog gehuwd waren en niet duurzaam gescheiden leefden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie van het college dat zij niet duurzaam gescheiden leefde. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en X in de relevante periode gehuwd waren en dat er geen ondubbelzinnige feiten zijn die aantonen dat zij duurzaam gescheiden leefden. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak over de definitie van duurzaam gescheiden leven, waarbij het gaat om de intentie van beide partijen om hun echtelijke samenleving te verbreken.
De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij duurzaam gescheiden leefde van X, ondanks haar verklaringen over de aanwezigheid van goederen van X in haar woning en hun contact. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.