ECLI:NL:CRVB:2019:4036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioen op grond van de AOW en het begrip duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het pensioen herzien van dat voor een ongehuwde naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat was gebleken dat appellant sinds 15 oktober 2016 was gehuwd. De Svb stelde dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, die op dat moment nog in China woonde.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Hij voerde aan dat de Svb tot oktober 2017 had moeten uitgaan van duurzaam gescheiden leven, omdat zijn echtgenote zich pas toen in Nederland kon vestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, maar van nog niet kunnen samenwonen. De Raad benadrukte dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact hadden en dat hun huwelijk een signaal was van hun intentie om samen door het leven te gaan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb het ouderdomspensioen terecht had herzien en het teveel betaalde pensioen kon terugvorderen. De Raad wees erop dat de argumenten van appellant in hoger beroep in wezen herhalingen waren van zijn eerdere stellingen en dat deze niet konden leiden tot een vernietiging van de eerdere uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.