ECLI:NL:CRVB:2019:4036

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
18/5665 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioen op grond van de AOW en het begrip duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het pensioen herzien van dat voor een ongehuwde naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat was gebleken dat appellant sinds 15 oktober 2016 was gehuwd. De Svb stelde dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, die op dat moment nog in China woonde.

De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Hij voerde aan dat de Svb tot oktober 2017 had moeten uitgaan van duurzaam gescheiden leven, omdat zijn echtgenote zich pas toen in Nederland kon vestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, maar van nog niet kunnen samenwonen. De Raad benadrukte dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact hadden en dat hun huwelijk een signaal was van hun intentie om samen door het leven te gaan.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb het ouderdomspensioen terecht had herzien en het teveel betaalde pensioen kon terugvorderen. De Raad wees erop dat de argumenten van appellant in hoger beroep in wezen herhalingen waren van zijn eerdere stellingen en dat deze niet konden leiden tot een vernietiging van de eerdere uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

18.5665 AOW-PV

Datum uitspraak: 5 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2018, 18/1582 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: B.V.K. de Louw
Appellant is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Bouwman, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant ontvangt met ingang van 4 juli 2017 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), laatstelijk voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Hierbij ging de Svb ervan uit dat appellant ongehuwd is. Bij besluiten van 29 november 2017, in stand gelaten bij de beslissing op bezwaar van 20 maart 2018 (bestreden besluit), heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van 4 juli 2017 herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde en het teveel betaalde ouderdomspensioen van 4 juli 2017 tot en met november 2017 van appellant teruggevorderd. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat de Svb is gebleken dat appellant sinds 15 oktober 2016 is gehuwd en dat niet is gebleken dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant had de Svb tot het moment in oktober 2017, toen zijn Chinese echtgenote zich in Nederland kon vestigen, uit moeten gaan van duurzaam gescheiden leven.
4. Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017 en ECLI:NL:CRVB:2019:3018.
5. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote in de periode dat zij nog in China woonde, omdat geen sprake was van niet willen samenwonen, maar van nog niet kunnen samenwonen. De rechtbank heeft hierbij terecht van belang geacht dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact met elkaar hadden en dat appellant ter zitting heeft herhaald dat zij zijn gehuwd omdat zij een signaal aan de overheid wilden geven dat ze samen door het leven willen gaan. Ook in hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij en zijn echtgenote met hun huwelijk steeds de intentie hadden om samen door het leven te gaan. Dit betekent dat de Svb het ouderdomspensioen van appellant terecht met ingang van 4 juli 2017 heeft herzien in dat voor een gehuwde pensioengerechtigde en het teveel betaalde ouderdomspensioen terecht heeft teruggevorderd. Wat appellant verder in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd en kan niet leiden tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep slaagt niet.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B.V.K. de Louw (getekend) J.J.T. van den Corput
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.