ECLI:NL:CRVB:2018:1093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op grond van niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante ontving sinds 6 december 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) als alleenstaande ouder. Echter, na een melding dat haar echtgenoot, met wie zij op 5 december 2012 van tafel en bed was gescheiden, op 5 juni 2014 tijdelijk op haar uitkeringsadres was ingeschreven, heeft het fraudeteam van de gemeente een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeerde dat appellante en haar echtgenoot in de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden, ondanks de beweringen van appellante. De Raad baseerde zich op verklaringen van getuigen en de onderzoeksresultaten van het fraudeteam, die aantoonden dat de echtgenoot regelmatig op het uitkeringsadres verbleef en dat er geen sprake was van een feitelijke scheiding zoals vereist door de PW. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.