ECLI:NL:CRVB:2019:4035

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
18 4311 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de herziening van AOW-pensioen op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante, die gehuwd is, ontving een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioen herzien naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden, omdat zij ervan uitging dat appellante duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, ondanks het feit dat appellante en haar echtgenoot niet samenwonen. De rechtbank heeft overwogen dat de feiten en omstandigheden, zoals het regelmatig zien van elkaar, gezamenlijke bankrekeningen en het feit dat de echtgenoot kleding in de woning van appellante heeft, niet ondubbelzinnig wijzen op duurzaam gescheiden leven. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad merkt op dat de Svb intern onderzoek zal doen naar de gewijzigde situatie van appellante en haar echtgenoot, maar dit heeft geen invloed op de huidige uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4311 AOW-PV

Datum uitspraak: 5 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2018, 17/6590 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , te [woonplaats] , Frankrijk (appellante)
De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: B.V.K. de Louw
Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen ter zitting. Namens de Svb is J.Y. van den Berg verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante is gehuwd en ontving laatstelijk een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Hierbij ging de Svb ervan uit dat appellante duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Bij besluit van 16 mei 2017, in stand gelaten bij beslissing op bezwaar van 26 september 2017 (bestreden besluit), heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellante met ingang van 1 juni 2017 herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde. Aan de besluitvorming ligt het rapport met bijlagen van 21 april 2017 ten grondslag op basis waarvan de Svb heeft geconcludeerd dat bij appellante geen sprake is van duurzaam gescheiden leven van haar echtgenoot.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen. Dat appellante en haar echtgenoot niet samenwonen betekent niet dat daarmee sprake is van duurzaam gescheiden leven. In dit geval, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, blijkt niet ondubbelzinnig dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Hierbij is van belang dat appellante en haar echtgenoot elkaar meerdere keren per jaar zien in het kader van uitjes en vakanties, dat zij over en weer in elkaars testament zijn benoemd, dat er een gezamenlijke bankrekening is voor de vakanties, dat de echtgenoot de sleutel van de woning van appellante heeft en dat zich kledingstukken en schoenen van de echtgenoot in de woning van appellante bevinden. Dat appellante later heeft verklaard dat zij niet meer met haar echtgenoot wil gaan samenwonen en ook niet meer voor hem wil (gaan) zorgen, legt onvoldoende gewicht in de schaal om anders te oordelen. Datzelfde geldt voor de motieven om elkaar in het testament te benoemen en voor wat appellante heeft verklaard over de financiële onafhankelijkheid.
3. Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017, en ECLI:NL:CRVB:2019:3018.
4. Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. De veranderde relatie met haar echtgenoot vanwege zijn gezondheidstoestand, waar appellante aandacht voor heeft gevraagd, ligt na de hier te beoordelen periode en kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Ten overvloede merkt de Raad op dat de Svb ter zitting heeft toegezegd de betreffende correspondentie over deze gewijzigde situatie intern voor nader onderzoek voor te zullen leggen zodat op basis van deze stukken nog eens wordt bezien of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B.V.K. de Louw (getekend) J.J.T. van den Corput
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.