ECLI:NL:CRVB:2019:4035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de herziening van AOW-pensioen op basis van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante, die gehuwd is, ontving een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioen herzien naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden, omdat zij ervan uitging dat appellante duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, ondanks het feit dat appellante en haar echtgenoot niet samenwonen. De rechtbank heeft overwogen dat de feiten en omstandigheden, zoals het regelmatig zien van elkaar, gezamenlijke bankrekeningen en het feit dat de echtgenoot kleding in de woning van appellante heeft, niet ondubbelzinnig wijzen op duurzaam gescheiden leven. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad merkt op dat de Svb intern onderzoek zal doen naar de gewijzigde situatie van appellante en haar echtgenoot, maar dit heeft geen invloed op de huidige uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.