Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- stelt het bedrag van de boete vast op € 1.172,- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 28 juli 2014;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2016 wordt een hoger beroep behandeld van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft bestuurlijke boetes die zijn opgelegd aan een student die studiefinanciering ontving als uitwonende studerende, terwijl hij niet voldeed aan de voorwaarden voor deze beurs. De student was ingeschreven op een adres waar hij feitelijk niet woonde, wat leidde tot een herziening van zijn studiefinanciering en de oplegging van een boete. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister voldoende bewijs had geleverd dat de student niet op het brp-adres woonde, maar had de boete gematigd tot € 330,20. In hoger beroep betoogde de minister dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de boete gematigd moest worden. De Raad oordeelt dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat de student niet op het brp-adres woonde en dat de boete van 50% van het teruggevorderde bedrag passend is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de boete op € 330,20 had vastgesteld en stelt de boete vast op € 1.172,-. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing voor het overige.