ECLI:NL:CRVB:2016:86
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante was van 14 juni 2007 tot 14 oktober 2013 ingeschreven op een adres, maar de minister heeft vastgesteld dat zij daar niet woonde. Dit werd geconcludeerd na een huisbezoek op 1 oktober 2013, waarbij controleurs geen bewijs vonden dat appellante op het geregistreerde adres woonde. De minister heeft daarop de studiefinanciering herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende en een bedrag van € 1.365,- teruggevorderd. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de minister zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op het gba-adres woonde en dat de bevindingen van de controleurs voldoende grondslag bieden voor de beslissing van de minister. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2016.