ECLI:NL:CRVB:2016:2017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar studiefinanciering en oplegging boete
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante had studiefinanciering aangevraagd op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar haar aanvraag werd herzien na een controle die aantoonde dat zij niet op het opgegeven adres woonde. De minister had op basis van een controle rapport besloten om de studiefinanciering te herzien en een boete op te leggen. Appellante stelde dat zij wel degelijk op het adres woonde, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat appellante niet op het brp-adres woonachtig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die had geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen de herziening van de studiefinanciering terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat de boete passend was en dat er geen aanleiding was voor een lagere boete. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waar appellante naar verwees, werd door de Raad vernietigd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.