ECLI:NL:CRVB:2017:2133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering; beoordeling van de woonsituatie van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellante. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had eerder besloten om de studiefinanciering van appellante te herzien, omdat hij meende dat zij niet op haar basisregistratie personen (brp)-adres woonde. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van controleurs die een huisbezoek hadden afgelegd op 9 september 2014. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de minister niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat appellante ten tijde van het huisbezoek niet op haar brp-adres woonde. De Raad wees erop dat er voldoende persoonlijke spullen van appellante in de kamer aanwezig waren, en dat de aanwezigheid van spullen van haar oom niet uitsloot dat appellante daar ook woonde. De Raad concludeerde dat de bevindingen van de controleurs niet voldoende waren om de herziening en terugvordering van de studiefinanciering te rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep van appellante gegrond en herstelde het eerdere besluit van de minister. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 2.722,50 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij besluiten tot herziening van studiefinanciering en de zorgvuldigheid die daarbij in acht moet worden genomen.