Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte (invorderings- of belasting)rentevergoeding;
- verklaart zich onbevoegd ter zake van de klacht over het niet volledig voldaan zijn van de toegekende kostenvergoeding in bezwaar (artikel 8:71 van de Awb);
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 75;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 360 aan haar vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding in beroep en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
- pleitnota met dagtekening van 9 november 2021 in de zaak met zaaknummer 21/140;
- e-mail ‘reactie op wrakingsverzoek’ met dagtekening van 8 maart 2022 in alle zaaknummers;
- e-mail ‘pleitaantekeningen’ met dagtekening van 9 maart 2022 in alle zaaknummers.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;