Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
kalenderjaar 2019vastgesteld op € 250.000,-. In diezelfde beschikking heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelastingen (€ 272,50), rioolheffing (€ 207,65 en € 61,95) en afvalstoffenheffing (€ 145,55 en € 11,70) bekendgemaakt.
1.Pleitnota
2.Misbruik van recht
3.WOZ-waarde
4.Onroerende zaakbelastingen
5.Rioolheffing en Afvalstoffenheffing
Geraamde baten: in een uitspraak van de Hoge Raad [9] staat dat tarieven moeten berusten op een raming die in de gemeentebegroting staat of daarop is terug te voeren. De geraamde baten van de rioolheffing over 2019 bedragen in totaal € 3.352.037,- en de geraamde baten van de afvalstoffenheffing over 2019 bedragen in totaal € 2.745.187,-. De vaste en variabele tarieven zijn volgens belanghebbende niet te herleiden tot het bedrag van de geraamde baten.
- Overheadkosten:bij het vaststellen van de tarieven van de riool- en afvalstoffenheffing over 2019 zijn ten onrechte overheadkosten opgenomen (€ 283.328 bij de rioolheffing en € 298.256 bij de afvalstoffenheffing), omdat de methodiek van toerekenen niet is opgenomen in de Financiële Verordening. De ramingen en kosten van overhead zijn daarom volgens belanghebbende oncontroleerbaar.
- Omslagrente:belanghebbende heeft gesteld dat ten onrechte niet met de omslagrente uit de Financiële Verordening is gerekend. Dat is volgens belanghebbende wel vereist op grond van artikel 212 van de Gemeentewet. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte met het externe rentepercentage van 4,33% gerekend, terwijl de heffingsambtenaar een omslagrente had moeten hanteren bij de ramingen van de heffingen. Omdat de omslagrente in de begroting op 0% is vastgesteld, had de heffingsambtenaar geen rente mogen doorbelasten. De heffingsambtenaar wijkt op die wijze af van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), het dwingend voorschrift van de Commissie BVV en het model financiële verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
- Afvalstoffenheffing:belanghebbende heeft gesteld dat ten onrechte kosten voor de inzameling van agrarisch bedrijfsafval zijn doorberekend in de afvalstoffenheffing. De milieustraat staat in beginsel alleen open voor inwoners van de gemeente, maar de milieustraat is ook opengesteld voor agrarisch bedrijfsafval. Het bedrag dat uit de ramingen ten aanzien van de milieustraat dient te worden geëlimineerd is volgens belanghebbende te laag vastgesteld door de heffingsambtenaar.
- Inkomensregelingen:volgens belanghebbende worden op inkomensregelingen kwijtgescholden bedragen – in strijd met artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet – doorberekend op de overige huishoudens. Dit zijn namelijk geen lasten, maar gemiste baten. Er is sprake van strijd met het in die bepaling neergelegde verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte invorderingsmaatstaven opgenomen als heffingsmaatstaf. De gemeente ontvangt al toelagen om uitkeringen te betalen. Dit zijn ook tegemoetkomingen in verband met kwijtscheldingen van heffingen, waardoor het onjuist is deze door te rekenen in de heffingen.
- Invorderingskosten:verder heeft belanghebbende – onder verwijzing naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch [10] – aangevoerd dat de invorderingskosten niet in de ramingen opgenomen mogen worden;
Wethouder van financiën:daarnaast heeft belanghebbende aangevoerd dat de wethouder van financiën heeft gezegd dat teveel belasting wordt geheven en dat een deel van de belasting wordt overgeboekt naar algemene reserves.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar daar aan toegevoegd dat uitgegaan moet worden van deze overzichten en niet van wat door een wethouder tussen neus en lippen zou zijn gezegd. Uit die overzichten blijkt dat de geraamde baten Afvalstoffenheffing in 2019 bestonden uit [X] en Huis-aan-huis inz./milieustraat en dat die tezamen € 2.745.187,- bedroegen. De geraamde lasten Afvalstoffenheffing bestonden in 2019 uit kosten voor huisvuil, glas, kca, oud papier, gft, textiel, grof tuinafval, invorderingskosten afvalstoffenheffing, beleid afvalstoffenheffing, overige kosten afvalstoffenverwijdering, milieustraat, hondenoverlastbestrijding en zwerfafval. De posten hondenoverlastbestrijding, beleid afvalstoffenheffing en grof tuinafval zijn niet meegenomen. De taakvelden ‘2.1 Verkeer, wegen en water’ en ‘6.3 inkomensregeling’ zijn wel meegenomen. Tezamen bedroegen de kosten € 2.745.187,-. Uit de overzichten blijkt dat de geraamde baten Rioolheffing in 2019 bestonden uit vastrecht en variabel tarief en tezamen € 3.352.037,- bedroegen. De geraamde lasten Rioolheffing bestonden in 2019 uit kosten voor waterbeleidsplan, riolering, drukriolering, individuele behandeling afvalwater, rioolontstoppingen, grp, invorderingskosten rioolheffing, basisrioleringsplan en maatregelen grondwater. Het taakveld ‘5.7 Openbaar groen/recreatie’ is ook meegenomen. Tezamen bedroegen de kosten € 3.352.037,-.
geraamde batentoegelicht dat de vaststelling van de tarieven wel degelijk op een raming berust die in de begroting staat opgenomen of daarop is terug te voeren. De geraamde baten staan opgenomen op pagina 64 en 65 van de begroting 2019. Daarbij is volgens de heffingsambtenaar uitdrukkelijk aangegeven dat voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing een systeem van gesloten financiering met duurzame (100%) kostendekkendheid geldt, waarbij gebruik wordt gemaakt van een egalisatievoorziening, op zowel voor- als nacalculatorische basis. De tarieven voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing zijn in de begroting benoemd. Daarbij is duidelijk aangegeven welke uitgangspunten zijn gehanteerd. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de heffingsambtenaar in beroep overzichten overgelegd waaruit de berekening van de baten van de afvalstoffenheffing 2019 en de rioolheffing 2019 blijkt.
de rentetoerekeningheeft plaatsgevonden in overeenstemming met de algemeen voorgeschreven begrotingssystematiek en dat dit niet in strijd is met de comptabiliteitsvoorschriften. De gemeente is op grond van artikel 186 van de Gemeentewet bij het opstellen van de begroting gebonden aan het BBV. In het BBV zijn voor een gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften opgenomen. Ter bevordering van de eenduidige uitvoering en toepassing worden door de Commissie BBV richtlijnen (notities) uitgegeven. Daar kan gemotiveerd van worden afgeweken. Hetgeen over de rente wordt geschreven in de notitie rente is volgens de heffingsambtenaar in strijd met het BBV, omdat in het BBV niet wordt voorgeschreven dat slechts met één omslagrente mag worden gerekend. Uit de uitspraken over het belastingjaar 2017 blijkt dat in de BBV is bepaald dat ten behoeve van het inzicht in de kosten op taakvelden moet worden gerekend met
een(rente)-omslag. Het gaat hierbij niet om
derente-omslag zoals die wordt aangeduid in de begroting. Uit het BBV volgt alleen dat er een omslag moet worden berekend, maar daarin is niet geregeld op welke wijze die omslag moet worden berekend. Het gaat erom dat inzichtelijk wordt met welke rente wordt gerekend en hoe dat uitpakt voor de diverse taakvelden. Het staat de gemeente volgens de heffingsambtenaar vrij om een rentepercentage te hanteren dat is gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de externe rentekosten op lang- en kortlopende leningen, zoals in dit geval is gedaan. Dit gewogen gemiddelde is voor het jaar 2019 op 4,33% vastgesteld. Voor het berekenen van de lasten voor afvalstoffenheffing en rioolheffing is gerekend met dit rentepercentage. Dit is voor beide heffingen uitdrukkelijk op in de Begroting 2019 als uitgangspunt aangegeven. Daarbij is als grondslag genomen de waarde van de investeringen in het verleden.
overheadkosten. De heffingsambtenaar heeft een overzicht gegeven van de overheadkosten en de toerekening daarvan aan de taakvelden. In de begroting 2019 is op pagina 51 een totaaloverzicht van de overheadkosten opgenomen, die worden omgeslagen naar een toeslag op het uurtarief door de totale lasten van de overhead te delen door het totaal aantal uren FTE. De totale lasten van € 6.830.463 gedeeld door 218.156 uren, levert een opslag overhead op van € 31,31 per uur. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de heffingsambtenaar een tabel overgelegd voor zowel de afvalstoffenheffing als de rioolheffing, waarin de toerekening opslag overhead is weergegeven. De heffingsambtenaar heeft verder toegelicht dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat de raming van de baten en lasten niet in strijd mogen komen met de
invorderingskosten en inkomensregelingbetrokken mogen worden bij de berekening van de tarieven. De Hoge Raad [15] heeft volgens de heffingsambtenaar overwogen dat perceptiekosten – waar deze kosten onderdeel van zijn – mogen worden meegenomen aan de batenzijde. De heffingsambtenaar heeft verder gesteld dat het bij de inkomensregeling gaat om gemiste baten van invordering. Daarbij heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat dit niets verandert aan het saldo van de geraamde baten en lasten. Hieronder worden ook begrepen de kosten die gemoeid zijn met de uitbesteding aan het TOG Nederland en de werkzaamheden die binnen de gemeente nog worden gedaan ten behoeve van invordering en kwijtschelding, zoals het aanleveren van gegevens.
kosten van het agrarisch afvalzijn berekend en hoe deze kosten in mindering zijn gebracht op de totale kosten van de milieustraat in het financieel overzicht bij de uitspraak op bezwaar over de afvalstoffenheffing. Daarbij is rekening gehouden met de kosten van het personeel en de kosten van het inladen en storten van het afval. De heffingsambtenaar heeft daaraan toegevoegd dat de gehele post ‘grof tuinafval’ voor het jaar 2019 niet is meegenomen als kosten, waardoor ook alle kosten voor agrarisch tuinafval niet zijn meegenomen. Het is dus volgens de heffingsambtenaar niet zo dat bij de overige posten een gedeelte ten behoeve van dit agrarische tuinafval in mindering moeten worden gebracht.
- gebouwde eigendommen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten;
- gebouwde eigendommen, die eigendom zijn van de gemeente en die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente;
- gebouwde eigendommen, welke uitsluitend worden gebruikt als inrichting voor het geven van onderwijs.
6.Niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar
7.Redelijke termijn
8.Conclusie
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.000,-;
- gelast dat heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 269,49.