ECLI:NL:HR:2002:AE4170
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toeristenbelasting en de vaststelling van belastingschuld voor het belastingjaar 1996
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een aanslag in de toeristenbelasting van f 10.500 die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1996. Deze aanslag was het gevolg van het gelegenheid bieden tot verblijf op de terreinen van belanghebbende. Na bezwaar tegen de aanslag heeft het hoofd afdeling Belastingen van de gemeente Ede de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag vernietigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de gemeente Ede.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of de aanslag terecht was opgelegd. Het Hof had geoordeeld dat de belastingschuld pas kan worden vastgesteld na afloop van het belastingtijdvak, in dit geval het kalenderjaar. De gemeente betwistte dit en stelde dat de grootte van de belastingschuld al eerder kon worden vastgesteld op basis van tellingen in de maanden juli en augustus. De Hoge Raad oordeelde dat de verordening van de gemeente Ede voorschrijft dat de belastingschuld pas ontstaat bij het einde van het belastingjaar. Aangezien de aanslag was opgelegd vóórdat de belastingschuld kon worden vastgesteld, was de vernietiging door het Hof terecht.
De Hoge Raad concludeerde dat het beroep van de gemeente Ede ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 juni 2002.