5.99.[eiseres] heeft in deze procedure veel informatie overgelegd over de toepasselijke regelgeving, waaronder de Derde Levensrichtlijn (hierna: de DLR). De DLR is met ingang van 1 juli 1994 geïmplementeerd in de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers (hierna: Riav 1994). Voorafgaande aan de implementatie van de DLR bestond er echter geen (specifieke) regelgeving betreffende de informatieverstrekking door verzekeraars over beleggingsverzekeringen. In het Aegon arrest heeft het gerechtshof overwogen dat de informatie- (en zorg)verplichtingen vóór 1 juli 1994 niet in algemene zin bestonden op grond van het burgerlijke recht (op grond van bijvoorbeeld de precontractuele goede trouw/de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid).
In het Aegon arrest is verder overwogendat de bepalingen uit de Riav 1994 niet zonder meer kunnen worden geacht ook vóór de inwerkingtreding te hebben gegolden. De Riav 1994 kan volgens het gerechtshof ook niet worden beschouwd als een codificatie van hetgeen (toevoeging kantonrechter: vóór 1 juli 1994) reeds gold naar ongeschreven burgerlijk recht.
5.100. De polissen van [eiseres] zijn afgesloten in 1988 en 1991. Op dat moment bestond er dus in algemene zin geen specifieke wettelijke verplichting (ook niet op grond van het ongeschreven recht) als het gaat om informatie die door Allianz moest worden verstrekt over de mogelijke gevolgen van de ingehouden premies en kosten voor het uiteindelijke resultaat. [eiseres] heeft ook niet concreet gesteld of duidelijk gemaakt waarom een dergelijke verplichting er wel zou zijn vóór 1 juli 1994. Het arrest NN/Van Leeuwenwaar [eiseres] een beroep op doet gaat in zoverre niet op omdat het in dat arrest ging om de vraag of er
naastde DLR aanvullende informatieverplichtingen kunnen worden aangenomen, en niet of er vóór de DLR informatieverplichtingen kunnen worden aangenomen.
Ook was er toen nog geen zelfregulering, zoals de later tot stand gekomen Code Rendement en Risico.
Allianz is dus destijds niet verplicht geweest om informatie te verstrekken over de mate waarin zij kosten (en premies) in rekening bracht, omdat dit voor het goede begrip van het DIN-plan noodzakelijk zou zijn geweest. Dat geldt ook voor de verplichting om informatie te geven over de hoogte van de overlijdensrisicopremie.
5.101. Allianz heeft er daarnaast terecht op gewezen dat, toen de polissen van [eiseres] werden afgesloten, de maatschappelijke consensus was dat er juist geen informatie hoefde te worden gegeven over de verschillende kosten en premies. Destijds werd immers algemeen onderschreven dat de informatieverstrekking over beleggingsverzekeringen het beste indirect kon geschieden aan de hand van voorbeeldkapitalen, waarin de factoren waarvan de uitkering afhankelijk was – waaronder de kosten – waren verdisconteerd. De gedachte was dat moest worden voorkomen dat de consument, door méér informatie dan over de prijs en de potentiële opbrengst, juist minder begrip zou krijgen voor de kenmerken en de werking van de producten. Gedetailleerde informatie over kosten en risicopremie zou volgens de toen geldende inzichten niet bijdragen aan de mogelijkheid voor de consument weloverwogen en geïnformeerd te kunnen kiezen. Vergelijkbaarheid van de verschillende verzekeringen, wat betreft prijs en opbrengst, stond destijds voorop.
Conclusie informatieplicht
5.102. Gelet op het voorgaande, kan op grond van de open normen of het ongeschreven recht geen aanvullende informatieverplichting worden aangenomen die op Allianz zou hebben gerust. Van een schending van de informatieplicht door Allianz kan dan ook geen sprake zijn.
Is Allianz tekort geschoten in haar bijzondere zorgplicht?
5.103. Op zitting heeft [eiseres] naar voren gebracht dat zij altijd in de veronderstelling heeft verkeerd dat zij een rendement van 7,5% zou behalen. Zij heeft ook aan de tussenpersoon duidelijk gemaakt dat zij haar doelkapitaal zeker wilde halen omdat het bedrag bedoeld was voor de aflossing van de hypothecaire geldlening. Dat rendement zou ook aan haar zijn gegarandeerd, althans zij ging daar vanuit. In de akte en spreekaantekeningen van [eiseres] zijn in dit verband ook woorden als ‘misleiding’, of ‘onjuiste voorstelling van zaken’ gebruikt, maar de kantonrechter merkt op dat [eiseres] geen dwaling of misleiding (bedrog) aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd (en zo heeft Allianz dat ook niet begrepen).
[eiseres] heeft daarnaast betoogd dat haar beoogde doel van ƒ 175.000,00 (uitgaande van 7,5% rendement) sowieso niet had kunnen worden behaald en dat Allianz daarvoor had moeten waarschuwen. Zij stelt dat in de offerte met de voorbeeldberekening van ƒ 175.000,00 bij een rendement van 7,5%, een onjuist beeld is geschetst. Dat bedrag had alleen behaald kunnen worden met een rendement van 8,5%, rekening houdend met de kosten die Allianz heeft ingehouden. [eiseres] heeft in dat verband op het historisch rendement van het Holland Obligatie Fonds gewezen, waaruit volgens haar volgt dat dat fonds een gemiddeld rendement van 7% heeft gemaakt. Als die 7,5% een reëel rendement zou zijn geweest, had zij aan het eind van de rit veel meer moeten krijgen dan zij nu uitgekeerd heeft gekregen, aldus [eiseres] .
5.104. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat Allianz – in het kader van haar bijzondere zorgplicht – haar had moeten waarschuwen, danwel aanvullende informatie had moeten verstrekken over dat (i) er geen gegarandeerd rendement van 7,5% was, en (ii) een rendement van 7,5% nooit zou kunnen worden behaald, rekening houdend met alle kosten en koersrisico’s.
5.105. De kantonrechter stelt het volgende voorop. De maatschappelijke functie van een verzekeraar
kanhet bestaan van een bijzondere zorgplicht meebrengen ten opzichte van verzekeringnemers, met de belangen van wie hij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Een voor de verzekeraar voorzienbare verplichting tot het verstrekken van aanvullende informatie zal zich met name kunnen voordoen in het geval aan een beleggingsverzekering bepaalde (productspecifieke) risico’s kleven, waar de verzekeringnemer niet op bedacht heeft hoeven te zijn.Die bijzondere zorgplicht noopt dan tot het verstrekken van informatie over de aard en kenmerkende eigenschappen van de producten om de verzekeringnemer in staat te stellen weloverwogen voor het product te kiezen.
5.106. Naar het oordeel van de kantonrechter valt Allianz in dit verband echter geen verwijt te maken.
Allereerst is gesteld noch gebleken dat ten aanzien van de hiervoor genoemde verwijten van [eiseres] aan Allianz het gaat om specifieke, van het reguliere beleggingsrisico te onderscheiden risico’s.
5.107. [eiseres] heeft naar eigen zeggen volledig vertrouwd op de informatie van de tussenpersoon en zij heeft een eigen keuze gemaakt om te beleggen in het Hollands Obligatie Fonds, waaraan minder risico’s zouden zijn verbonden dan aan de andere aangeboden fondsen en waarbij door Allianz een uitkering werd gegarandeerd op basis van een rendement van 4% op jaarbasis. Dat laatste is een belangrijk verschil met een traditionele beleggingsverzekering, waarbij vaak sprake is van een onbeperkt beleggingsrisico en een ondergrens van het eindkapitaal ontbreekt.
5.108. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de wezenlijke bestanddelen van de polissen voor [eiseres] voldoende duidelijk gemaakt. Duidelijk was voor [eiseres] dat op grond van de overeenkomsten een deel van de premie zou worden belegd en ook dat de omvang van het eindkapitaal afhankelijk was van het resultaat van de beleggingen, waarbij Allianz er onweersproken op heeft gewezen dat vanaf 2000 sprake was van tegenvallende rendementen. [eiseres] moest dus bij het aangaan van de polissen bekend worden verondersteld met het risico dat de waarde van beleggingen kan dalen en dat het beoogde of voorgespiegelde rendement niet wordt behaald. Immers, ook de tussenpersoon heeft volgens [eiseres] met diverse voorbeelden gerekend. Van specifieke, van het reguliere beleggingsrisico te onderscheiden risico’s is daarom niet gebleken.
In zoverre kan al geen bijzondere zorgplicht tot het waarschuwen danwel verstrekken van aanvullende informatie ten aanzien van het rendement van 7,5% worden aangenomen.
5.109. Daarnaast slaagt het beroep op schending van een bijzondere zorgplicht ook niet om andere redenen.
Over het aanvraagformulier stelt Allianz dat de 7,5% nooit kan worden begrepen als een gegarandeerd kapitaal, maar als een doelkapitaal. Uit het polisblad blijkt duidelijk een gegarandeerde uitkering bij leven op de einddatum van ƒ 108.372,00. Daarbij is uitgegaan van een rendement van 4%, aldus Allianz.
Vast staat dat de aanvraagformulieren door de tussenpersoon zijn ingevuld. Op die formulieren (productie 1 en 4 bij conclusie van antwoord) staat ook vermeld: “
gegarandeerde uitkering bij leven 7,5%”
.Uit de verklaringen van [eiseres] blijkt dat haar tussenpersoon met de hand berekeningen heeft gemaakt van het voorbeeldkapitaal. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de aantekening van 7,5% op de aanvraagformulieren ook in dit verband te worden gezien. Aan Allianz kan worden toegegeven dat [eiseres] na ontvangst van de polisbladen had kunnen zien dat er geen sprake was van een gegarandeerde uitkering van ƒ 175.000,00 (uitgaande van 7,5% rendement) maar van (slechts) ƒ 108.372,00. [eiseres] heeft op zitting verklaard dat zij de polisbladen destijds wel tijdig heeft ontvangen, maar: “
daar heb ik me niet meer in verdiept”. Dit laatste komt naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van [eiseres] . Allianz kan gelet op het voorgaande dus niet worden verweten dat zij niet heeft gewaarschuwd voor dat er geen gegarandeerd rendement van 7,5% was.
Dat in de offerte een rekenvoorbeeld was opgenomen bij een rendement van 7,5% doet daar niet aan af. Een hoger rendement dan de gegarandeerde uitkering was mogelijk, zo heeft [eiseres] uiteindelijk ook iets meer uitgekeerd gekregen. Het door [eiseres] beoogde rendement is echter niet behaald.
5.110. Daarbij komt dat [eiseres] ook niet duidelijk heeft toegelicht waarom met het voorbeeldrendement van 7,5% een onduidelijk beeld is geschetst omdat die 7,5% nooit behaald had kunnen worden. [eiseres] heeft verwezen naar productie 23, een brief van Allianz van 29 maart 2010. Allianz licht in die brief toe dat het percentage van 7,5% een voorbeeldrendement is, dat onafhankelijk is van de fondskeuze. Met dat percentage is al wel rekening gehouden met bepaalde kosten. Het historisch fondsrendement wordt daarentegen altijd bruto vermeld, daar moeten wel nog beheerskosten vanaf, zo schrijft Allianz.
Gelet daarop, is onduidelijk gebleven (i) hoe het gestelde – naar de kantonrechter begrijpt –
brutohistorisch rendement van 7% van het Holland Obligatie Fonds zich verhoudt tot – naar de kantonrechter begrijpt –
nettovoorbeeldrendement in de offerte, wat een gemiddelde is van verschillende fondsen; (ii) of en hoe die percentages (dus) met elkaar vergeleken kunnen worden; en (iii) of het gestelde bruto historisch rendement van 7% het percentage
per datum uitkeringbetreft.
Gelet op de hoge drempel voor het aannemen en de schending van een bijzondere zorgplicht, en de stelplicht en bewijslast die ten aanzien daarvan op [eiseres] rust, had het op de weg gelegen van [eiseres] om haar beroep hierop concreter te onderbouwen.
5.111. Verder stelt [eiseres] dat Allianz tekort is geschoten in haar waarschuwingsplicht ten aanzien van het zogenaamde hefboom- en inteereffect. Volgens Allianz heeft dit effect zich bij de overeenkomsten van [eiseres] echter niet voorgedaan.
5.112. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat Allianz haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden door niet te waarschuwen voor het hefboom- en inteereffect.
De kantonrechter overweegt dat een voorbeeld van een bijzonder risico bij beleggingsverzekeringen waarvoor in de jurisprudentie een waarschuwingsplicht wordt aanvaard het voortijdig kunnen eindigen van een verzekering door het zogenoemde hefboom- en inteereffect betreft.
5.113. Het door [eiseres] gestelde (negatieve) hefboom- en/of inteereffect houdt verband met de wijze waarop de premie voor de overlijdensrisicodekking wordt berekend. Bij de universal life constructie wordt uitsluitend het verschil tussen de verzekerde uitkering bij overlijden en de in de beleggingsverzekering opgebouwde waarde verzekerd. De overlijdensrisicopremie die verschuldigd is, wordt alleen over dit verschil berekend. Als de poliswaarde achterblijft, is meer overlijdensrisicopremie verschuldigd, hetgeen in mindering komt op de opgebouwde waarde waardoor deze verder achterblijft. Het inteereffect kan optreden wanneer sprake is van een overlijdensrisicodekking die (in verhouding tot de bruto premie) dusdanig hoog is dat meer participaties moeten worden onttrokken dan waarvan sprake zou zijn geweest zonder hefboomeffect, zodat uiteindelijk per saldo van de premie niet of nauwelijks inleg resteert. Het omgekeerde kan zich ook voordoen: bij goede beleggingsresultaten daalt de premie, waardoor een groter deel van de inleg kan worden belegd en het positieve effect toeneemt.
5.114. Allianz betwist de stelling van [eiseres] dat dit effect zich bij haar polis heeft voorgedaan. [eiseres] heeft haar standpunt vervolgens niet nader onderbouwd. Hoewel de door [eiseres] verschuldigde overlijdensrisicopremie werd berekend volgens de universal life constructie, is de kantonrechter niet gebleken dat het hefboom- en inteereffect zich bij haar polis heeft voorgedaan. Dat [eiseres] hiervoor had moeten worden gewaarschuwd, is daarom niet gebleken.
5.115. Naar het oordeel van de kantonrechter is verder niet gebleken dat Allianz anderszins te kort is geschoten in een bijzondere zorgplicht. Door [eiseres] is ook niet concreet gesteld op welke wijze anders dan hierboven al genoemd sprake zou zijn van een schending van de bijzondere zorgplicht.
Conclusie bijzondere zorgplicht
5.116. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een schending van de waarschuwingsplicht in het kader van een op Allianz rustende bijzondere zorgplicht.
Is er sprake van onrechtmatig handelen door Allianz?
5.117. Ten slotte beroept [eiseres] zich op onrechtmatig handelen. Zij grijpt hierbij terug op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en de eerder genoemde informatieplicht.
Volgens Allianz heeft [eiseres] zich daarbij ten onrechte niet uitgelaten over het causaal verband, zodat ook deze vordering moet worden afgewezen. Overigens is daarvan geen sprake, omdat niet aannemelijk is dat [eiseres] de verzekering niet zou hebben afgesloten als zij meer informatie zou hebben ontvangen. Ook heeft [eiseres] haar schade niet aannemelijk gemaakt, want zij zou niet beter af zijn geweest als zij een andere keuze zou hebben gemaakt, aldus Allianz.
5.118. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] haar stellingen wat betreft de beweerdelijke onrechtmatige handelingen van Allianz niet nader heeft onderbouwd. Dat Allianz gebruik heeft gemaakt van onredelijk bezwarende bedingen of dat sprake is geweest van schending van informatie- of zorgplichten is hiervoor niet vast komen te staan. Andere gedragingen of nalaten zijn niet gesteld en ook niet gebleken. De kantonrechter ziet daarom geen grond om tot het oordeel te komen dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen door Allianz.
Conclusie en proceskostenveroordeling
5.119. De uiteindelijke conclusie is dan dat alle vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.
5.120. [eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Allianz worden begroot op:
- salaris gemachtigde
€
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
€
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
1.188,00
5.121. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.