Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 december 2013, met producties 1 tot en met 23B,
- het vonnis in het incident van 23 april 2014, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de conclusie van antwoord en de deelconclusie van antwoord ‘collectief’ van NN, met producties 1 tot en met 16,
- de akte houdende wijziging van eis van de Vereniging van 29 oktober 2014,
- het tussenvonnis van 26 november 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2015,
- de nadere conclusie van antwoord na arrest van het Hof van Justitie in zaak C-51/13 van NN, met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van repliek, met producties 24 tot en met 34,
- de akte rectificatie, tevens akte overlegging producties van de Vereniging, met (opnieuw) producties 32 tot en met 34,
- de conclusie van dupliek, met producties 1 tot en met 6,
- de akte overlegging producties van de Vereniging, met producties 35 tot en met 38,
- de akte rectificatie, tevens akte vermeerdering (grondslag) van eis van de Vereniging,
- het faxbericht van mr. Maliepaard van 5 april 2017,
- het op 11 april 2017 gehouden pleidooi en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
universal lifebasis, waarbij sprake is van een uitkering bij overlijden van de verzekerde vóór een bepaalde datum of in leven zijn van de verzekerde op een bepaalde datum, afhankelijk van welke gebeurtenis het eerste intreedt. De overlijdensrisicodekking is ingebouwd in en afgestemd op de waarde die is opgebouwd in de beleggingsverzekering. Daardoor is niet de volledige uitkering bij overlijden verzekerd, maar slechts het verschil tussen deze uitkering en de waarde die is opgebouwd in de beleggingsverzekering. De overlijdensrisicopremie die op enig moment verschuldigd is, wordt alleen over dit verschil berekend.
- informatie over de met het product samenhangende financiële risico’s (sub d);
- informatie over het voorbeeldrendement en de voor de afnemer aan het product verbonden kosten.
- het bedrag van de uitkering(en) waartoe hij zich verplicht, of, voor zover dit bedrag niet op voorhand nauwkeurig kan worden bepaald, een nauwkeurige omschrijving van die uitkering(en), alsmede van de factoren waarvan de hoogte van de uitkering(en) afhankelijk is (sub b),
- de invloed van kosten ten laste van de consument op het rendement en de uitkering verbonden aan de overeenkomst (sub q),
- de kosten die naast de bruto premie in rekening worden gebracht (sub r),
- het aan de overeenkomst verbonden financiële risico en de mate waarin dit risico voor rekening is van de consument (sub s).
3.Het geschil
4.De beoordeling
Eisvermeerdering
“… dat dit aldus moet worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een verzekeraar op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals (…) open en/of ongeschreven regels, gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op die vermeld in bijlage II bij de richtlijn, mits (…) de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en zij voldoende rechtszekerheid waarborgt”.
“(…) de laatste jaren worden er steeds meer levensverzekeringsproducten aangeboden waarbij het rendementsrisico direct door de verzekeringnemer wordt gelopen. Vanwege deze ontwikkeling werd het in brede kring noodzakelijk geacht dat in informatieverstrekking aan de consument de risico’s die voor hem aan dergelijke levensverzekeringsproducten zijn verbonden voldoende worden belicht. In dit verband is recent door het Verbond van Verzekeraars de gedragscode rendementsprognoses vastgesteld. In deze gedragscode wordt een aantal eisen geformuleerd waaraan informatieverstrekking aan de consument betreffende de genoemde producten moet voldoen. (…) het doel van deze gedragscode [is] de consument inzicht te verschaffen in de wijze waarop rendement en risico van beleggingen van invloed zijn op toekomstige uitkeringen uit levensverzekeringen en spaarkasovereenkomsten(…)” (Kamerstukken Tweede Kamer 1995-1996, 24456 nr. 12, p. 16-17)
.
ervoor te zorgen dat verzekeraars meer en beter inzicht bieden in de diverse kostensoorten bij beleggingsverzekeringen. Dat inzicht is van belang omdat de kosten die op de premie en op de beleggingen worden ingehouden mede bepalend zijn voor de opbouw van het verzekerd
de invloed… op het rendement en de uitkering” uit de onderhavige bepaling dienen derhalve aldus te worden begrepen dat de verzekeraar niet gehouden was om een op zichzelf staand overzicht van of inzicht in de concrete en/of absolute kosten en de opbouw daarvan te verschaffen. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft de wetgever uitdrukkelijk gekozen voor indirecte transparantie van kosten: verzekeraars dienden inzicht in de invloed van kosten en risicopremie te verschaffen door het vermelden van netto eindkapitalen (rekenvoorbeelden) (zie 4.24). Hier verdient, opnieuw, vermelding dat het een bewuste keuze betreft, die destijds op een breed maatschappelijk draagvlak kon rekenen. De wetgever verwachtte dat deze wijze van informeren voor de gemiddelde verzekeringnemer een helder en overzichtelijk beeld zou opleveren, waardoor een goede keuze gemaakt kon worden voor een bepaald product.
Wij willen u erop wijzen dat:
churning’(zie 3.1 onder IX), oordeelt de rechtbank als volgt.
churning’ genaamd. NN heeft de kosten (en de overlijdensrisicopremie) immers niet uit de bruto premie voldaan, maar zij investeerde eerst de bruto premie in beleggingsunits (participaties) en verkocht vervolgens weer participaties om de verschillende kosten (en risicopremies) te betalen. Hierdoor zijn transactiekosten berekend over dat deel van de bruto premie dat is bestemd voor deze kosten, zowel bij aankoop als bij verkoop. Deze transacties zijn niet nodig en ook niet in het belang van de verzekeringnemers, maar zijn er slechts op gericht om aan- en verkoopprovisie te genereren voor de verzekeraar. Deze extra provisie ten gunste van de verzekeraar betekent minder rendement voor de afnemer. Bovendien loopt de verzekeringnemer het risico dat hij tussentijds onnodige koersverliezen lijdt op de belegging. Wanneer na de aankoop van participaties de koers is gedaald, dienen er, als er verkopen plaatsvinden voor betalingen van de kosten, immers meer participaties te worden verkocht om de kosten te kunnen betalen dan wanneer de kosten direct waren voldaan. De Vereniging stelt dat
churningeen toerekenbare tekortkoming jegens de consument is in het kader van de op de verzekeraar rustende verplichting om de kosten van de polis niet onnodig hoog te laten oplopen. Daarnaast kan
churningook worden gezien als een afzonderlijke onrechtmatige daad van NN jegens de individuele verzekeringnemers doordat zij opzettelijk en in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht de kosten voor de verzekeringnemer laat oplopen met als doel daarvan zelf te profiteren.
churning.Zij voert aan dat bij de verkoop van participaties teneinde kosten en risicopremies te voldoen, geen verkoopkosten in rekening zijn gebracht. De transacties zijn bovendien niet onnodig, omdat deze verband houden met het
universal lifekarakter van de FVB beleggingsverzekering en dus met de systematiek die onderdeel is van de met de verzekeringnemer gesloten verzekeringsovereenkomst. De wijze waarop NN de kosten en risicopremies voldoet, leidt tot voordelen voor de verzekeringnemers, met name op het gebied van flexibiliteit en kostenbesparingen. Voor deze wijze van verrekenen van kosten en risicopremies bestaat geen werkbaar alternatief. De wijze waarop de overlijdensrisicodekking is ingebouwd, maakt dat sprake is van een maandelijks steeds wisselende overlijdensrisicopremie. Deze overlijdensrisicopremie moet bovendien worden voldaan ongeacht de betaling van de
churningis vanzelfsprekend mogelijk (en voor de verzekeringnemer lastig vast te stellen), en een dergelijk opzettelijk genereren van transacties teneinde zelf provisie te toucheren zou ook wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad kunnen opleveren, maar de Vereniging dient dan wel behoorlijk toe te lichten en minst genomen (enigszins) te onderbouwen dat hiervan sprake is geweest en waarom zij meent dat dit systeem onmogelijk gunstig voor verzekeringnemers kan zijn. Daarbij is van belang dat het hanteren van dit systeem dat, ten opzichte van het door de Vereniging als uitgangspunt gehanteerde model waarbij alle kosten ineens van de bruto premie worden afgetrokken, voor de verzekeraar gunstiger is, niet om die enkele reden onrechtmatig is of een tekortkoming oplevert; dat geldt in het bijzonder als dat systeem ook voor de verzekeringnemer gunstiger is dan het alternatief, zoals NN hier stelt.
universal lifeheeft gekozen om de
churningte kunnen verhullen, dat wil zeggen aan de afnemers niet inzichtelijk te maken welke kosten werden ingehouden en om extra kosten in rekening te kunnen brengen om zo aan- en verkoopprovisies voor zichzelf te genereren, niet nader uitgewerkt en onderbouwd.
churning; zie hiervoor) is aan te merken als toerekenbare tekortkoming of als onrechtmatige daad. De vordering onder IX zal daarom worden afgewezen.
universal lifebasis (zie 2.4), waarbij de bruto premie na aftrek van aankoopkosten wordt belegd en waarbij vervolgens uit het fonds de andere kosten worden betaald. Naar de letter van artikel 2 lid 2 sub r RIAV 1998 is daarmee sprake van kosten die ‘naast’ de bruto premie in rekening worden gebracht; de consequentie daarvan zou dan zijn dat daarvan een kwantitatieve weergave diende te worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit onderdeel van de RIAV 1998 echter niet letterlijk/grammaticaal te worden uitgelegd, maar dient in aanmerking te worden genomen wat de wetgever met dit voorschrift heeft beoogd. Vast staat dat het bij de FVB beleggingsverzekering niet gaat om kosten van nevendekkingen of om kosten die andere aanbieders van beleggingsverzekeringen helemaal niet in rekening brachten, maar om kosten die in andere beleggingsverzekeringen in de bruto premie verdisconteerd zijn. De wetgever heeft de
universal life-systematiek niet in de beschouwingen betrokken, zodat daaraan ook geen aandacht is besteed in het kader van de vraag welke kosten kwantitatief moesten worden weergegeven. Het systeem van kosten berekenen van de FVB beleggingsverzekering neemt echter niet weg dat de kosten in kwestie verdisconteerd waren in de netto voorbeeldkapitalen (zie hierna 4.84) op dezelfde wijze als wanneer zij tot de bruto premie zouden zijn gerekend.
universal life) meebrengt dat indirecte transparantie niet zou volstaan. De rechtbank is van oordeel dat ook voor deze vorm indirecte transparantie volstaat.
dater kosten en risicopremies in rekening zouden worden gebracht. De rechtbank wijst op productie 10.1A van NN. Deze in 1994 uitgebrachte offerte bevat de volgende mededeling:
2.486,00(5,5 punten × tarief € 452,00)