7.11.Een beding, waarbij de bevoegdheid de door de wederpartij verschuldigde kosten te berekenen en vast te stellen wordt opgedragen aan de gebruiker van algemene voorwaarden, is naar het oordeel van het hof, ook in de context van een gemengde beleggingsverzekering die wordt aangeboden aan consumenten, niet zonder meer ongeoorloofd. [appellant] heeft gesteld dat ASR hem eind 1991 bij de totstandkoming van de overeenkomst niet naar behoren heeft geïnformeerd en dat ASR aldus onrechtmatig heeft gehandeld.
In dit geval zijn naar het oordeel van het hof voor de beoordeling van de vordering van [appellant] de volgende omstandigheden relevant.
A) [appellant] heeft zich bij het aangaan van de overeenkomst ertoe verbonden gedurende 72 jaar geld aan ASR toe te vertrouwen met het oog op bewaring, beheer en uiteindelijk een uitkering aan [de dochter van appellant] (de dochter van [appellant] ). [de dochter van appellant] kon aanspraak maken op uitkering van de waarde van de beleggingen op de afgesproken einddatum. Indien zij eerder zou overlijden, zou de waarde van de beleggingen worden uitgekeerd met een minimum van fl. 36.360,-. Verder was er de mogelijkheid tussentijds de vrij beschikbare waarde op te nemen (tussenarrest, 3.1 c).
B) Dit impliceert een fiduciaire verantwoordelijkheid aan de zijde van ASR. ASR was gehouden stipt en nauwgezet haar overeengekomen taak te vervullen, de belangen van [de dochter van appellant] (en [appellant] : hij betaalde de premie en kon zichzelf in de plaats van [de dochter van appellant] stellen als begunstigde, zoals hij later heeft gedaan) voor ogen te houden en over de verrichte werkzaamheden verantwoording af te leggen.
C) De beslissing over de kosten is opgedragen aan de partij die de fiduciaire taak heeft (ASR, niet aan een onafhankelijke derde/deskundige). De door [appellant] ingelegde gelden zijn (onder meer) belegd in aan ASR gelieerde fondsen (inleidende dagvaarding, 44).
D) ASR was bij het aangaan van de overeenkomst kennelijk voornemens de door haar vastgestelde kosten door inhouding/verrekening te incasseren en zij heeft dit ook steeds gedaan. Het overeengekomen stelsel brengt mee dat [appellant] geen enkele handeling specifiek in verband met de kosten en de betaling heeft verricht, zodat bij het aangaan van de overeenkomst te voorzien was dat de kosten hem niet zouden opvallen. Dit geldt te meer nu bij het aangaan van de overeenkomst
(i) in het format van het aan [appellant] te verstrekken overzicht de nadruk werd gelegd op het beleggingsresultaat (“waarde stijging/daling”: de laatste regel van het overzicht),
(ii) ASR voornemens was het overzicht eens per jaar te verstrekken,
(iii) duidelijk was dat het ging om beperkte bedragen:
- € 40,84 poliskosten per jaar, derhalve minder dan € 3,50 per maand;
- € 157,15, € 156,47 of € 157,83 verschil verkoop/biedkoers per jaar in de periode van de initiële investeringen (€ 157,15 per jaar in de eerste 3 jaar; € 156,47 in het 4e jaar en € 157,83 in het 5e jaar), derhalve ongeveer € 13 per maand;
- € 8,17 verschil verkoop/biedkoers per jaar in de periode na de initiële investeringen, derhalve minder dan € 0,70 per maand (inleidende dagvaarding, producties 8 en 9; conclusie van antwoord, productie 9; tussenarrest, 3.1 l);
(iv) de duidelijk medegedeelde poliskosten van fl. 7,50 voor de eerste maand (polisblad, inleidende dagvaarding, productie 3, bladzijde 3; pleitnota 2014, 7) gering zijn en niet duidelijk is dat elke maand dezelfde kosten in rekening zouden worden gebracht, waardoor [appellant] uit de vermelding op het polisblad de werkelijke omvang van de kosten niet kon afleiden; en
(v) ASR initieel niet voornemens was bepaalde substantiële kosten op de jaarlijks te verstrekken overzichten te vermelden, zoals later is gebleken uit de vanaf 2008 aan [appellant] verstrekte overzichten overeenkomstig het model De Ruiter waarop, anders dan voorheen, die kosten wel stonden vermeld (inleidende dagvaarding, 37-40, productie 10; conclusie van antwoord, 4.15-4.16, productie 10; tussenarrest 3.1 m-o).
E) De kosten stonden kennelijk al bij het aangaan van de overeenkomst vast (binnen een bepaalde bandbreedte). Dit volgt uit het gegeven dat ASR jarenlang (nagenoeg) hetzelfde vaste bedrag voor poliskosten, kosten investering koopsom en “verschil verkoop/biedkoers” in rekening heeft gebracht (conclusie van antwoord, 4.14). Van een later tot stand te brengen beslissing door ASR, afhankelijk van omstandigheden op het moment van de beslissing, was in zoverre geen sprake.
F) Tegenover de door ASR vastgestelde en in rekening gebrachte kosten heeft ASR zich bij het aangaan van de overeenkomst, voor zover kan worden afgeleid uit de stellingen van partijen, niet verbonden tot een aanmerkelijke tegenprestatie, anders dan het fondsbeheer en de dekking (overlijdensrisico), waarvoor beheerskosten en premie werden betaald. Uit de stellingen van partijen kan niet worden afgeleid dat ASR zich bij het aangaan van de overeenkomst tegenover alle andere vergoedingen (poliskosten, aanvullende administratiekosten, “verschil verkoop/biedkoers”) heeft verbonden tot meer of andere prestaties dan het structureren van het product, het accepteren van de klant, het in stand houden van de administratie, het verstrekken van het jaaroverzicht, het betalen van verkoopprovisie aan de tussenpersoon en het uitvoeren van berekeningen met het oog op de vaststelling van de kosten. Bij gebreke van een toelichting (ASR is in het geheel niet ingegaan op de verbintenissen die zij op dit terrein, dus overigens, bij het aangaan van de overeenkomst op zich heeft genomen) kan niet worden aangenomen dat de uit deze verbintenissen voortvloeiende werkzaamheden naar objectieve maatstaven in de markt een hogere vergoeding kunnen rechtvaardigen dan een (zeer) gering deel van het op te bouwen vermogen over de gehele looptijd van het product.
G) De - reeds bij het aangaan van de overeenkomst (binnen een bepaalde bandbreedte) vaststaande - kosten (poliskosten, “verschil verkoop/biedkoers” en, in de eerste 5 jaar, kosten “investering koopsom”) zijn in verhouding tot de inleg (fl. 30,= per maand plus fl. 6.840,= per jaar in de eerste vijf jaar) hoog. ASR noemt ook “administratiekosten” of “aanvullende administratiekosten” (memorie van antwoord, 4.93 tot en met 4.98) maar deze kosten worden niet apart gespecificeerd op de jaaroverzichten en behoren kennelijk tot andere categorieën kosten die hierna aan de orde komen. ASR meldt op de overgelegde jaaroverzichten kosten - per jaar na de eerste vijf jaar - van € 49,01 (€ 8,17 en € 40,84, verschil verkoop/biedkoers en poliskosten, producties 8 en 9 inleidende dagvaarding) en later in de orde van grootte van € 68,= (ongeveer € 55,= kosten verzekeringsmaatschappij, ongeveer € 13,= kosten verzekeringsadviseur; inleidende dagvaarding, producties 10 tot en met 13; conclusie van antwoord, producties 10 en 14 (niet toegelicht is waarom kosten verzekeringsmaatschappij van ongeveer € 110,= staan op het overzicht van 2010, productie 13 bij inleidende dagvaarding)). Het gaat in de looptijd van het product steeds om dezelfde kosten: alle kosten zijn steeds in elk jaar in rekening gebracht (conclusie van antwoord, 4.16, 6.29). Indien € 68,= bij benadering juist zou zijn, betaalt [appellant] over de laatste 67 jaar van de looptijd van het product ongeveer € 4.556,= (fl. 10.036) aan dergelijke kosten. [appellant] betaalt daarnaast in de eerste 5 jaar van de looptijd van het product elk jaar poliskosten (€ 40,84), kosten verschil verkoop/biedkoers (€ 156,47) en kosten investering koopsom (€ 124,15) (zie de jaaroverzichten, productie 8 bij conclusie van antwoord). Deze kosten in de eerste 5 jaar bedragen derhalve in totaal: € 321,46 per jaar x 5 = € 1.607,30. De totale poliskosten, kosten “verschil verkoop/biedkoers” en kosten investering koopsom voor de gehele looptijd van het product zijn dan ook ongeveer € 4.556,= + € 1.607,30 = € 6.163,30, gelijk aan ongeveer 22,5% van de totale inleg (fl. 6.840 x 5 = fl. 34.200 + fl. 30 x 12 maanden = fl. 360 x 72 jaar = fl. 25.920; fl. 34.200 + fl. 25.920 = fl. 60.120; fl. 13.577 / fl. 60.120 = 22,5%). Daarbij komen nog de substantiële kosten voor het fondsbeheer en de premies voor het overlijdensrisico.
H) Deze kosten (poliskosten, “verschil verkoop/biedkoers”, (aanvullende) administratiekosten en, in de eerste 5 jaar, kosten “investering koopsom”) vallen uiteraard in het niet bij de aan [appellant] voorgehouden uitkering op de einddatum (fl. 171,5 miljoen) “bij 13,00% prognose”. ASR gaat ervan uit dat 13% een voorbeeld was dat naar historische maatstaven (20e eeuw; periode 1980 tot en met 2000) verantwoord was maar geheel los stond van de concrete voorgenomen beleggingen (die nog door [appellant] moesten worden geselecteerd) en de concrete te verwachten resultaten (conclusie van antwoord, 4.4, 6.45; memorie van antwoord, 2.7). [appellant] bestrijdt niet dat het ging om een voorbeeld ter illustratie. De toekomst is uiteraard ongewis en ASR behoort als verzekeraar en vermogensbeheerder te weten dat bij beleggingen op langere termijn veel afhangt van het tijdstip waarop de beleggingen worden aangekocht. ASR heeft in dit geding duidelijk gemaakt dat zij bij het structureren van het product heeft gekeken naar “de basis waarop zij deze verzekering aanbood” en dat het haar daarbij ging om de optelsom van de haar toekomende kosten, niet om de exacte wijze waarop deze kosten werden verwerkt in de algemene voorwaarden (memorie van antwoord, 9.9). ASR had dan ook bij het structureren van het product, waarin de vaste aan ASR toekomende kosten een wezenlijke rol speelden, bedacht moeten zijn op de mogelijkheid van een lager rendement en op de mogelijkheid dat de aan ASR toekomende kosten in dat scenario niet in verhouding zouden kunnen staan tot het rendement dat [appellant] zou kunnen ontvangen.
I) Eind 2010 (19 jaar na aanvang van het product) was de opgebouwde waarde € 28.139,98 (waarbij de inleg € 18.623 was: fl. 30 x 12 x 19 + fl. 6.840 x 5; rendement van 2,2% per jaar, inleidende dagvaarding, 43, productie 13). Bij deze stand van zaken en gezien de mogelijkheid van een soortgelijke ontwikkeling gedurende het resterende deel van de oorspronkelijke looptijd van 72 jaar vormen de onderhavige kosten een aanzienlijk deel van het op te bouwen vermogen.
J) Bij het voorgaande komt nog dat de bij het aangaan van de overeenkomst verstrekte informatie over de “13,00% prognose” onjuist en misleidend was (inleidende dagvaarding, 41, 63, 85 en 86; productie 1; conclusie van antwoord, 6.29, 7.3; conclusie van dupliek, 5.31; memorie van grieven, 70; memorie van antwoord, 4.64). Uit deze prognose en de toelichting (productie 1 bij inleidende dagvaarding, bladzijde 3) is immers niet af te leiden dat bij de prognose de beheerskosten buiten beschouwing zijn gelaten, waardoor een hoger rendement (14,5% of 15%) vereist is om het geprognosticeerde resultaat te bereiken.