5.4.1.Oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen (in dit geval: is bewogen tot afgifte van een geldbedrag), is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het idee van het oprichten van een veertigtal film- cv ’s komt van verdachte. Hij was de geestelijk vader.Verdachte is directeur en door middel van persoonlijke vennootschappen middellijk aandeelhouder van DFF.
Bij DFF is een document aangetroffen, gedateerd 8 mei 2000 en getiteld: “Warning”. In de eerste alinea van dit document staat:
“You should only consider to produce and finance your theatrical Feature film with the help of the Hungry Eye Film Fund (HEFF) when you don't really need the money. (…) Your only contribution will consist of some practical legal and accounting labour, and of course the effort you’ll have to make to understand how the scheme works…”.Ook staat vermeld:
“Of course HEFF will only act as production company with the aim to use Dutch tax facilities (…).”Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de HEFF-constructie. Kort samengevat staat beschreven dat HEFF geld bijdraagt dat afkomstig is van private partners, en dat DFF zorgdraagt voor een lening. Ter zekerheidsstelling van die lening, verkrijgt DFF (naast een vergoeding voor werkzaamheden en genomen risico)
“the right to license and/or sell all exploitation rights of the movie, worldwide in perpetuity”.Ook is hier te lezen dat DFF de rechten direct zal terug verkopen, en dat HEFF of de participanten niet op de hoogte zijn van deze ‘pre-sale’.
Bij DFF is verder een brief van 18 mei 2000 van verdachte aan [naam 2] aangetroffen. In deze brief staat het volgende:
“Beste [naam 2] ,
Bij deze doe ik je mijn voorstel betreffende onze voorgenomen samenwerking. Jij zal optreden namens Dutch Film Finance BV (DFF). DFF zal vervolgens de projecten die jij hebt aangebracht en die aan de normen van DFF voldoen voorleggen aan het Hungry Eye Film Fonds (HEFF). Er bestaat aldus geen relatie tussen jou en Hungry Eye. [getuige 1] zie ik vooralsnog als jouw 'verlengstuk’. Als fee voor jouw werkzaamheden (en die van [getuige 1] ) zal DFF 1 % van het budget exclusief rente en exclusief de fee van Hungry Eye van de door jouw aangebrachte films aan jou vergoeden. Deze fee wordt uiteraard alleen berekend over die films die uiteindelijk afgeleverd en betaald worden en zal betaalbaar zijn 'on delivery' op een door jou aan te geven wijze en plaats. Dit geldt voor alle producties volgens financieringsmodel B (zie de HEFF prospectus). Dat is het ‘leveraged’ model. Financieringsmodel A, waarbij de productiekosten 100% gecash flowed worden door HEFF zal vermoedelijk slechts gebruikt worden voor kleine films (US$ 5 tot 15 M). Voor deze films zal ik je 2% van het budget vergoeden. Gezien de aantrekkelijkheid van ons financieringsmodel B verwacht ik niet dat het totale volume van financieringsmodel A de US$ 50 M-grens zal overschrijden. Voor model B verwacht ik, mede door de leverage, een totaal aan filmproductie- budgetten te kunnen financieren van US$ 200 tot 400 M tot het eind van dit jaar. Zoals ik je heb toegezegd doe ik mijn uiterste best om aan het einde van de volgende week concept contracten te hebben, welke van onze kant, dat wil zeggen DFF en HEFF, de basis vormen voor de deals met de producenten en afnemers. Deze contracten zullen zijn opgesteld door het advocatenkantoor [naam kantoor] . Voorts zal ik een consistent document produceren, een stappenplan en tijdsschema behelzend, ten behoeve van de geïnteresseerde producent. Ik heb deze concept contracten en het stappenplan rond 1 juni toegezegd aan [naam 3] en [naam 4] . Uiteraard streef ik ernaar om [getuige 1] en jou reeds op 26 mei deze documenten toe te zenden, zodat wij nog een paar dagen hebben om ze eventueel aan te passen en in een voor [getuige 1] en jou werkbare vorm te gieten. [naam 1] en ikzelf zullen op 17 juni voor de duur van ca. 1 week naar Los Angeles komen om met kandidaten besprekingen te voeren. Wij zullen deze besprekingen uiteraard alleen voeren met kandidaten die zich in principe akkoord hebben verklaard met de concept contracten en het stappenplan. Vanaf dat moment tot storting van de benodigde gelden in een CV reken ik bij tijdige en volledige medewerking van de producenten op een periode van 5 weken minimaal. Het maken van de uiteindelijke volledige, vuistdikke contracten zal mij voorts 'worst' zijn, omdat ik in de korte contracten alle belangrijke zaken reeds afgedekt meen te hebben en bovendien het geld door HEFF; zal zijn geleverd aan de desbetreffende CV 's.
Uiteraard zal ik in de week van 19 juni nog slechts een indicatie hebben betreffende de hoeveelheid geld welke in de periode vanaf 1 juni (de startdatum van de campagne) t/m begin september (de voorlopige einddatum van het eerste deel van de campagne)
opgehaald zal worden.
Vooralsnog hebben we een technisch probleem in verband met het meezenden van de definitieve tekst van de prospectus per e-mail, aangezien de gehele tekst en opmaak op Apple Macintosh staan. Wellicht is het zelfs handiger en sneller om je een dezer dagen te verblijden met een DHL-koerier ter zake.
Liefs,
[verdachte] ”
Op 22 mei 2000 mailt [naam 2] verdachte dat hij akkoord is met de samenwerking en dat [getuige 1] als zijn verlengstuk optreedt.
Op 24 mei 2000 stuurt verdachte twee exemplaren van de definitieve prospectus zoals die dan in druk zal verschijnen aan [naam 5] en [naam 6] .
Bij DFF is verder een fax van 14 juni 2000 van verdachte aan [naam 2] aangetroffen. In deze fax staat het volgende:
“Beste [naam 2] ,
Het e-mailen van alle benodigde gegevens blijkt onmogelijk te zijn. Een exemplaar van de prospectus neem ik uiteraard voor je mee. Bijgaand stuur ik je per fax een simpele versie van het stappenplan. Het doel van mijn bezoek de komende week is om besprekingen te hebben met producenten die in principe in staat en bereid zijn om filmproducties via HEFF te produceren. Het zal naar mijn ervaring in alle gevallen zo zijn dat juristen van allerlei soort en pluimage namens deze producenten allerlei, meestal niet ter zake doende vragen stellen en dito opmerkingen maken. Zoals je weet heb ik daar erg weinig geduld voor. Vandaar dat ik de contracten die wij nodig hebben uiterst beperkt in aantal en omvang wens te houden:
1. een optie-contract waarin alle exploitatie rechten van het scenario bij HEFF komen, mits HEFF het certificaat van [naam 7] krijgt en de centjes ter beschikking stelt;
2. het daaraan gekoppelde verkoopcontract waarbij DFF de licentie van de film teruglevert;
3. een optiecontract waarin DFF de overblijvende rechten (ca. 1 jaar na aanvang licentie) teruglevert;
4. overdraagbare bankgaranties voor wat betreft de betaling van de rechten en
de daarmee samenhangende lening bij de bank;
5 . een completion guarantee. Deze completion guarantee kan in den beginne een voor ons acceptabele letter of intent van een completion guarantor zijn.
6 . een production service agreement tussen HELP (beherend vennoot van een HEFF- CV ) en de uitvoerend producent, waarin staat wie wat, waar en hoe van de productie gaat verzorgen/regelen.
Meer is het niet!
De totale periode vanaf het moment dat ik budget, scenario en optie-contract heb tot het moment waarop ik definitief kan toezeggen of HEFF de film kan financieren, bedraagt 4 à 6 weken. In deze periode dient de producent zijn deel van de deal voor te bereiden, dat wil zeggen de letter of intent van de completion guarantor, de bankgaranties, en eventueel de long form contracts, zo hij dat wenst. Mij interesseert dat laatste geen laars. Ik ben slechts geïnteresseerd in het feit dat de 'carrousel' goed functioneert. Verder blijft het door mij in mei aan jou geschrevene, waarvan je een aangepaste versie bij deze ontvangt, van kracht. Om aan de taalkundige verwarring een einde te maken: het enige dat ik praktisch en taalkundig onder 'verrekenen' kan verstaan is dat ik twee bedragen met elkaar saldeer. Het ene bedrag dient dan positief te zijn, en het andere negatief. Als jij geen voorschot krijgt kan ik geen kosten met het voorschot verrekenen! Als ik geen voorschot geef, kan ik ook geen voorschot met je verrekenen. Ik denk dat het taalkundige misverstand het gevolg is van een ander misverstand, namelijk dat jij vermoedelijk denkt dat ik naast de genereuze fee ook nog de kosten betaal welke jij uit hoofde van jouw functioneren maakt. Dit is echter niet het geval, Ik betaal slechts die kosten die ik zelf heb veroorzaakt middels het geven van een rechtstreekse opdracht aan derden, en waarvan ik niet tevoren heb afgesproken dat die door een ander zullen worden betaald. Dit geldt ook voor de werkzaamheden van [getuige 1] .
Met vriendelijke groet,
[verdachte]
P.S.: Indien jij meent dat producenten waarmee wij dienen te praten niet tot een basisbeslissing over samenwerking met HEFF/DFF kunnen komen zonder eindeloos juridisch geneuzel, dan heb ik voor die producenten geen emplooi.”
Bij fax van 30 november 2000 deelt verdachte aan [naam 2] het volgende mee:
“Bij deze de laatste stand van zaken betreffende het Hungry Eye Film Fonds.
Wij zijn er nu zeker van dat wij in ieder geval US$ 18 M in totaal kunnen financieren.
De verdeling dient te zijn:
• Grootste film maximaal US$ 10 M
• Kleinste film minimaal US$ 3 M.
Indien we ' [naam 8] ' doen, dan zal het aantal films 4 dienen te zijn, Omdat [naam 8] minder dan US$ 3 M is.
3.
Alle financiële zaken zullen via het internationale notariskantoor [naam notariskantoor] , vestiging [plaats] , lopen. Dit geeft optimale en maximale zekerheden voor kopers en uitvoerende producenten, alsmede voor HEFF en DFF. De notaris garandeert de volledige betalingen aan alle partijen.
De details van de afspraken met de notaris en de positieve gevolgen daarvan zal ik je morgen doen toekomen. De banken zijn hiermee aan onze kant overbodig geworden. Ook het feit of 27% van de productiekosten nog dit jaar zullen zijn uitgegeven is hiermee komen te vervallen. Het enige dat nodig is, is dat de film daadwerkelijk gemaakt wordt, dat hij voor 1 januari 2003 in de bioscoop vertoond zal wórden en dat alle overeenkomsten per 31 december 2000 onherroepelijk zijn.
Met vriendelijke groet,
[verdachte]
Bij DFF is verder een fax van 4 december 2000 van verdachte aan [naam 2] aangetroffen. In deze fax staat onder meer het volgende:
Bijgaand tracht ik een zo volledig mogelijk overzicht te geven van de diverse stappen, transacties en contracten. Inmiddels zijn er fiscaal en juridisch een aantal eisen verzacht, waardoor wij een ‘geldcaroussel’ via de notaris tot stand kunnen brengen die aan alle Nederlandse eisen voldoet.
Bij de notaris zullen alle gelden op één moment samen dienen te komen. De notaris zorgt vervolgens voor de juiste distributie van het geld. De notaris verbindt zich om de financiële toezeggingen van een aantal overeenkomsten uit te voeren. Je moet je hier een soort transactie bij voorstellen, zoals een notaris verricht bij koop en verkoop van een huis waarop een hypotheek rust.
Indien we als voorbeeld een film van US$ 1 M nemen, en als koers 1 US $ = 1.10 Euro, dan zouden de bedragen als volgt luiden:
US$ 790.000,- (zijnde US$ 785.000,- + US$ 5 .000,- in verband met het renteverschil) zou door de koper aan de notaris dienen te worden overgemaakt ten behoeve van DFF.
Dit is de bekende 78, 5 %.
Euro 115.500,- dient eveneens ten behoeve van DFF door de koper te worden overgemaakt aan de notaris. Dit is de 11%, doch zoals de 78, 5 % met 0, 5 % is verhoogd, is de 11% met 0, 5 % verlaagd.
Het geheel komt dan toch neer op 89, 5 %, zoals eerder beloofd.
Aan deze storting ligt ten grondslag verkoopcontract van DFF aan de koper, waarbij de licentie voor exploitatie van de film voor 15 of 20 jaar wordt verkocht.
Aangezien de betaling pas plaats zal vinden bij levering van de film zijn beide stortingen te beschouwen als leningen. De notaris zal dan ook een leningsovereenkomst ter zake maken. De uiteindelijke koopsom zal dan bedragen: US$ 790.000,- plus de rente die op de lening is verschuldigd, alsmede Euro 115.500,- (US$ 105.000,- x 1,10) plus rente.
Aangezien de rentebetaling uiteraard verschuldigd is aan de koper zelf, betaalt hij toch slechts 89, 5 %.
US$ 785.000,- worden doorgeleend door DFF aan de CV tegen rentecondities die iets ongunstiger zijn dan waarvoor DFF heeft geleend van de koper. Dit dient DFF te doen omdat het een zakelijke transactie dient te zijn. Hieraan ligt uiteraard ook een leningsovereenkomst ten grondslag die door de notaris zal worden opgesteld.
Op grond van deze overeenkomst wordt de desbetreffende CV verplicht ter aflossing de film aan DFF te leveren.
De desbetreffende CV betaalt aan de uitvoerende productiemaatschappij (de koper) US$ 785.000,- + Euro 236.500,- (US$ 215.000,- x 1,10). Dit is, zoals je ziet, de gehele productiesom van de film. Het bedrag ad Euro 236.500,- is uiteraard het bedrag dat de Nederlandse CV bijdraagt aan de productiekosten. Dit geld komt bij de notaris binnen als storting van de participanten voor hun aandeel in de CV . De notaris maakt hiervoor een intredingsakte. De betaling aan de uitvoerende producent heeft als basis het production services agreement. In dit production services agreement dienen wij een alinea op te nemen waaruit blijkt dat vanwege de volledige betaling van de productiekosten bij het aangaan van de overeenkomst er een voordeel wordt behaald door de uitvoerend producent en dat hij dit voordeel reeds heeft ingecalculeerd in zijn begroting.
Dit dient om te voorkomen dat er geen goede reden zou zijn voor de CV om al het productiegeld ineens bij ondertekening te betalen.
Zoals gezegd zal de notaris deze transacties slechts uitvoeren indien hij alle gelden onder zich heeft en alle contracten heeft bekrachtigd. Het geld (89, 5 %) uit Amerika zal aldus binnen 48 uur na ontvangst door de notaris weer terug zijn in Amerika, maar dan plotseling aangegroeid tot 100%. De 89, 5 % heet ‘lening’, de 100% heet ‘productiekosten’. Na levering van de film door de uitvoerend producent aan de CV heet de 100% ‘voortbrengingskosten’, en de 89, 5 % ‘verkoopopbrengst’.
Zoals je zult begrijpen wijzigen de overeenkomsten, zoals wij die nu in concept hebben, niet in belangrijke mate. Het verschil zit hem in de leningsovereenkomsten én bovendien in een oud probleempje dat ik heb aangaande de optie van de koper op de rechten ná de licentieperiode. Deze optie ad 0,25% van de productiekosten, dient niet in het verkoopcontract tussen DFF en de koper vermeld te staan, doch in een separaat document.
Doordat bij afsluiting van het production services agreement de productiekosten in haar geheel worden betaald, is dat alleen al voldoende om de 27% uitgaven te hebben gedaan. Het is dus niet nodig dat de uitvoerend producent reeds voor 1 januari 2001 27% van de productiekosten heeft uitgegeven.
Deze transacties kunnen, wat ons betreft, ook worden gedaan zonder dat er reeds een completion bond is afgesloten, mits 10, 5 % van het geld dan nog op een geblokkeerde rekening blijft staan totdat de bond er is.
De startdatum van de film kan ergens in het kalenderjaar 2001 liggen. De eerste openbare vertoning, en daarmee de start van de exploitatie, dient vóór 1 januari 2003 plaats te hebben.
De verklaring van het Ministerie van Economische Zaken dienen wij vóór 1 januari 2001 te hebben aangevraagd, de afgifte kan echter later plaatsvinden.
De ‘geldcaroussel’ dient vóór 1 januari 2001 te hebben gedraaid. Ik denk dat er vast wel productiemaatschappijen te vinden zijn die één of meer filmpjes hebben, te produceren in 2001, waarop zij middels het heen en weer sturen van geld 10, 5 % winst kunnen maken.
Mijn enige zorg hierbij zit hem in het feit dat de films uiteindelijk echt gemaakt moeten worden. De verplichtingen die de CV aangaat ten aanzien van de productie en de kosten dienen namelijk onherroepelijk te zijn.
(…)
Vragen over deze brief dien je te e-mailen aan DFF, en niet aan Cleem of Hungry Eye.
Bij fax van 15 december 2000van verdachte aan [naam 2] refereert verdachte aan het telefoongesprek eerder die dag en meldt dat er op 18 december 2000 geld door HELP wordt overgemaakt naar [naam 2] op 3 verschillende bankrekeningen. Daarna moet [naam 2] binnen 24 uur na ontvangst een deel van dat geld weer terug overmaken naar de rekening van Ducht Film Finance BV als een “
deposit of a loan to Dutch Film Finance BV”.Het gaat dan om € 1.153.000- en USD 48.000,-. Verdachte geeft vervolgens aan hoe dat verdeeld over drie Amerikaanse rekeningen overgemaakt moet worden aan DFF. Nadere instructies naar welk rekeningnummer van DFF het overgemaakt moet worden volgen bij aparte fax op 19 december 2000.
Ten kantore van DFF is een op 24 juli 2002 gedateerde e-mail aangetroffen met de volgende inhoud:
“beste [naam 2] ,
dit is mijn voorstel voor de brief van r&b aan hungry eye. de fiscaal jurist van hungry eye kijkt er vandaag of morgen nog even naar. we moeten echter wel uiterlijk vrijdagochtend op r&b papier (per fax) een getekend stuk hebben. het origineel kan dan worden nagezonden.
Waar het natuurlijk om gaat is dat middels deze brief, cleem kan aantonen dat 30% van de budgetten op 31 december 2000 onherroepelijk waren uitgegeven.
de jurisdictie van de nederlandse belastingdienst reikt natuurlijk niet verder dan de nederlandse staatsgrens, zodat daadwerkelijk onderzoek naar de betalingen van r&b niet zal kunnen plaatsvinden. daar hoef je je dus geen zorgen over te maken.
Uit voornoemde correspondentie leidt de rechtbank af dat verdachte degene is geweest die (al dan niet handelende uit hoofde van DFF) een financiële constructie heeft bedacht en heeft doen uitvoeren, die tot doel had om (deels fictieve) geldstromen te creëren die het voor de participanten mogelijk zou maken gebruik te maken van de fiscale voordelen voor deelnemers aan film- cv ’s.
Verdachte heeft de hulp van [naam 2] ingeschakeld om productiemaatschappijen te vinden die ‘zonder eindeloos juridisch geneuzel’ bereid waren om deel te nemen aan de door hem bedachte constructie. Uit de faxberichten van 14 juni 2000 en 4 december 2000 blijkt dat het doel niet was om daadwerkelijk bij te dragen aan de productie van films, maar dat het verdachte enkel te doen was om een (geld)carrousel. Ook blijkt uit de hiervoor weergegeven documenten dat de participanten van de film- cv ’s niet van deze werkwijze op de hoogte waren en dat het ook niet de bedoeling was dat zij hiervan op de hoogte zouden raken. Uit de hiervoor geciteerde e-mail van 24 juli 2002 leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte zich tot het eind heeft ingespannen om de door hem verzonnen constructie ook voor de Belastingdienst verborgen te houden.
Daarnaast is relevant dat de rechten over films die mede door de CV ’s 4, 5 , 6 en 9 zouden worden gefinancierd, door DFF direct of kort na verkrijging ervan, voor een bedrag van ca. 89, 5 % van de door DFF betaalde prijs en voor de duur van 20, 12 of 28 jaren terug zijn verkocht aan de filmmaatschappijen. Na ommekomst van die termijn kon de filmmaatschappij de rechten voor een zeer laag bedrag voor onbepaalde tijd terugkopen. Dat betekent dat indien de film een succes zou worden, niet de film- cv ’s maar de productiemaatschappijen in de Verenigde Staten daarvan zouden profiteren. Dat is niet in lijn met de prospectussen.
Het overgrote deel van het door de participanten geïnvesteerde geld heeft slechts korte tijd ter beschikking van Amerikaanse filmmaatschappijen gestaan. In feite werd het ingelegde geld grotendeels min of meer direct na betaling, door de Amerikaanse bedrijven terugbetaald aan DFF (en dus uiteindelijk aan verdachte). Een ander deel van het geld is terecht gekomen bij aan verdachte gelieerde bedrijven of in de Verenigde Staten gevestigde personen of bedrijven.
Door op deze wijze te handelen is afgeweken van hetgeen de participanten op grond van de prospectussen mochten verwachten.
In de prospectussen staat onder meer dat de participanten als ondernemers of medegerechtigden zouden worden aangemerkt, zodat zij van de fiscale faciliteiten gebruik konden maken. Dat was voor de participanten de voornaamste reden om deel te nemen aan de film- cv ’s. Nu het geld van de participanten vrijwel geheel direct terugvloeide naar DFF en de films niet voor rekening en risico van de film- cv ’s zijn voortgebracht, heeft de Belastingdienst hen niet als zodanig aangemerkt en zijn de participanten de fiscale voordelen misgelopen.
In de prospectussen is voorts aan de participanten voorgehouden dat met de Belastingdienst winstvaststellingsovereenkomsten zouden worden gesloten en dat de fiscale informatie die de participanten nodig zouden hebben voor hun aangifte inkomstenbelasting door de Belastingdienst zou worden gecontroleerd. De Belastingdienst was echter tot juni 2001 niet op de hoogte van het actief worden van de CV ’s 4, 5 en 6 . Er zijn voor geen van deze cv ’s winstvaststellingsovereenkomsten met de Belastingdienst gesloten. Ten aanzien van de CV ’s 4, 5 en 6 geldt dat daar bij de Belastingdienst ook niet om is verzocht. Ook is de Belastingdienst niet gevraagd om de fiscale informatie te controleren.
De participanten hebben op basis van de prospectussen aan de film- cv ’s deelgenomen. Hoewel van in overeenkomsten (of, zoals in dit geval, in een prospectus) gegeven garanties of toegezegde prestaties in beginsel niet gezegd kan worden dat dit oplichtingsmiddelen zijn, ligt dat anders als van meet af aan duidelijk is dat door een vertekend beeld van de werkelijkheid te schetsen, sprake is van onwaarheden en listige kunstgrepen. De rechtbank verwijst op dit punt naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1523). Verdachte wist reeds op voorhand dat niet in lijn met die prospectus zou worden gehandeld. De passages in de prospectussen over de afspraken met de Belastingdienst, het aangaan van winstvaststellingsovereenkomsten, de controle door de Belastingdienst en de mogelijkheid gebruik te maken van een aantal belastingfaciliteiten zijn daarmee als oplichtingsmiddel te kwalificeren, waardoor de participanten zijn bewogen tot afgifte van het door hen ingelegde geld.
Ten aanzien van de prospectussen en de hiervoor genoemde passages daaruit kan zonder aarzeling worden aangenomen dat a) alle participanten – en dus niet alleen de in de tenlastelegging genoemde personen – daarvan kennis hebben genomen en b) dat het niet anders kan dan dat zij zich daardoor ook allen hebben laten leiden, aangezien zij de kern van de overeenkomst op grond waarvan de participanten geld hebben overgemaakt omvatten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen bij alle participanten een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Niet gebleken is dat de participanten hebben deelgenomen aan de film- cv omdat in de prospectus stond vermeld dat per cv één gecertificeerde speelfilm zou worden geproduceerd met HELP BV als producent, dat de cv alle rechten (mede) zal bezitten die nodig zijn voor het vervaardigen en exploiteren van de film of dat 91% van het commanditair kapitaal zal worden aangewend om de voortbrengingskosten te financieren. Verdachte zal daarom van de eerste drie gedachtestreepjes in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet voorts onvoldoende aanwijzingen dat verdachte hierbij bewust en nauw heeft samengewerkt met een ander, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.