ECLI:NL:HR:2008:BF5074
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem inzake de ontvankelijkheid van benadeelde partijen in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2008 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Kuijper. De zaak betreft de ontvankelijkheid van benadeelde partijen in hun vorderingen. De Hoge Raad oordeelde dat de benadeelde partijen zich op de juiste wijze hadden gevoegd in het strafproces, conform artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging had betoogd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moesten worden, omdat zij zich niet vóór de aanvang van de terechtzitting hadden gevoegd. Dit verweer werd door de Hoge Raad verworpen, aangezien de benadeelde partijen hun vorderingen tijdig hadden ingediend. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd tot twee jaren en acht maanden. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, wat leidde tot deze vermindering van de straf. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat zij niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de rechtsopvatting van het Hof over de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen en de toekenning van hun vorderingen.