ECLI:NL:RBAMS:2016:3550
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen de dagvaarding en ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 7 juni 2016 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van de verdachte tegen de dagvaarding. De verdachte, geboren in 1954, had bezwaar gemaakt tegen de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift ongegrond is. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege een overschrijding van de redelijke termijn en schendingen van de procesorde. De rechtbank oordeelde dat de enkele overschrijding van de redelijke termijn niet voldoende was voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Ook de argumenten over het nalaten van onderzoek in de Verenigde Staten en de inbeslagname van geheimhouderstukken werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces en dat de vervolging van de verdachte niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond en bevestigde de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.