ECLI:NL:HR:2001:AB1208
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest Gerechtshof inzake verjaring van vorderingen en wanprestatie door advocaat
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiser, aangeduid als [eiser], een vordering had ingesteld tegen de verweerder, aangeduid als [verweerder], wegens wanprestatie. De eiser had de verweerder gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht, waarbij hij ontbinding van een overeenkomst en schadevergoeding vorderde. De Rechtbank had de vorderingen van de eiser in een eindvonnis van 20 maart 1997 toegewezen. De verweerder ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 juni 1999 de vonnissen van de Rechtbank vernietigde en de vorderingen van de eiser afwees, op grond van verjaring van de vorderingen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof ten onrechte had geoordeeld dat de vorderingen van de eiser op de verweerder waren verjaard. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de eiser niet tijdig op de hoogte was gesteld van de tekortkoming van de verweerder, waardoor de verjaringstermijn niet was aangevangen. De Hoge Raad veroordeelde de verweerder in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op ƒ 723,05 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.