Conclusie
1.Inleiding
2.Feiten en procesverloop
Rwandan Patriotic Front(RPF) in juli 1994 de macht overnam in de Rwandese hoofdstad Kigali. De RPF is sindsdien aan de macht in Rwanda, sinds 2000 onder leiding van haar huidige president [betrokkene 1] , de voormalige bevelhebber van de RPF.
International Criminal Tribunal for Rwanda, hierna: ICTR) opgericht om de verdachten van deze misdaden te berechten. Per 31 december 2015 heeft het ICTR zijn werkzaamheden beëindigd. De nog lopende zaken van het ICTR worden thans afgewikkeld door het
International Residual Mechanism for Criminal Tribunals.
Transfer Law. Deze
Transfer Lawvoorziet in de berechting van overgedragen verdachten door een speciale kamer van de
High Courtin Kigali. De
Transfer Lawkent bepaalde procedurele waarborgen, zoals immuniteit voor de advocaten die de verdachte bijstaan. De personen die verdacht en veroordeeld worden onder het regime van de
Transfer Lawondergaan hun hechtenis respectievelijk gevangenisstraf in afzonderlijke, speciaal voor hen ingerichte (afdelingen van) penitentiaire faciliteiten.
Transfer Lawvan toepassing zal zijn en uiteengezet welke ‘
Fair trial guarantees’ in de
Transfer Lawzijn opgenomen, (ii) informatie verschaft over de wijze waarop rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn gewaarborgd ( [verweerder] zal in eerste instantie worden berecht door de
High Court, waarvan de leden
Rwanda Bar Associationdaaraan stelt. Ten slotte hebben de Rwandese autoriteiten in het uitleveringsverzoek bevestigd dat aan [verweerder] niet de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van strafbekorting, voorwaardelijke vrijlating of gratie zal worden opgelegd.
International Commission of Jurists(ICJ), afdeling Kenia, het proces, de penitentiaire inrichting en het welbevinden van [verweerder] zal kunnen monitoren.
Transfer Lawonvoldoende waarborg indien het gaat om de vervolging en berechting van politieke tegenstanders van het Rwandese regime zoals K. De Hoge Raad heeft het tegen deze uitspraak ingestelde cassatieberoep verworpen. [8]
would be exposed to a real risk of being subject to a flagrant denial of justice”. Voor een “
flagrant denial of justice” is volgens het EHRM nodig “
a breach of the principles of fair trial guaranteed by Article 6 which is so fundamental as to amount to a nullification, or destruction of the very essence, of the right guaranteed by that Article” (rov. 5.3).
Forces Démocratiques Unifiées Inkingi), is een oppositiepartij in Rwanda die onder leiding stond van [betrokkene 3] en waarvan thans [betrokkene 4] president is. De uitleveringsrechter verklaarde de uitlevering van deze persoon ontoelaatbaar.
Rassemblement Républicain pour la Démocratie au Rwanda, een voorloper van FDU-Inkingi) en van FDU-Inkingi sinds haar oprichting in 2006;
the [verweerder] 's have always been fraudsters”. Daarnaast bevat het artikel de volgende passage:
[betrokkene 8] , who is one of the founding members of [betrokkene 3] ’s unregistered political outfit FDU-Inkingi, was also a senior member of the former ruling party, National Republican Movement for Democracy and Development (MRND) of former President [betrokkene 2] , which is responsible for planning and executing the genocide against the Tutsi.”
founding member’) en als een ‘senior member’ van de partij van [betrokkene 2] die verantwoordelijk wordt gehouden voor de genocide tegen de Tutsi’s.
Transfer Lawen de gegeven garanties weggedacht, het risico loopt dat hij te maken zal krijgen met politieke inmenging in zijn proces (rov. 7.9).
Transfer Lawen Rwandese autoriteiten bepaalde garanties hebben gegeven, waaronder de garantie dat zijn proces in opdracht van Nederland zal worden gemonitord door ICJ Kenya (rov. 8.1).
Transfer Law, onvoldoende waarborgen bieden dat hij niet het slachtoffer zal worden van een flagrante schending van art. 6 EVRM, zal het hof die stelling moeten onderzoeken. Het hof moet daarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen (rov. 8.2).
its declaration under Article 34(6) was being exploited by convicted genocide fugitives”. Waarom ‘
convicted genocide fugitives’ geen klacht bij het ACHPR zouden mogen indienen blijft daarbij onduidelijk.
reparations’ ingediend. Rwanda is in die procedure niet verschenen. Bij uitspraak van 7 december 2018 heeft het ACHPR Rwanda veroordeeld om bepaalde bedragen aan [betrokkene 3] te betalen wegens materiële en immateriële schadevergoeding. De Staat heeft niet weersproken dat Rwanda deze bedragen niet aan [betrokkene 3] heeft betaald.
was extradited by the Government of Canada” en dat hij in Rwanda in detentie verbleef in verband met de vervolging voor genocide gepleegd in 1994. Rwanda verscheen niet in die procedure. Het ACHPR oordeelde dat Rwanda (i) het ‘
right to a defence’ (art. 7(1)(a) Charter) had geschonden, (par. 47) (ii) dat [...1] het slachtoffer was geworden van “
cruel, inhuman and degrading treatment” (art. 5 Charter), (par. 91-93), (iii) dat de door [...1] ondergane behandeling, gezien zijn gevorderde leeftijd, neerkwam op een schending van zijn recht op leven (art. 4 Charter) (par. 107) en (iv) dat het beperkte contact dat hij met zijn gezin mocht onderhouden een schending opleverde van zijn ‘
right to family’ (art. 18(1) Charter) (par. 121). Het ACHPR heeft Rwanda veroordeeld schadevergoeding aan [...1] te betalen, om een onafhankelijke arts te benoemen om de gezondheidstoestand van [...1] te onderzoeken en om maatregelen voor te stellen die hem zouden kunnen helpen, en om aan het ACHPR te rapporteren welke maatregelen zijn genomen om de uitspraak uit te voeren. De Staat heeft niet betwist dat Rwanda aan deze verplichtingen niet heeft voldaan.
Subcommittee on Prevention of Torture and Other Cruel, Inhuman and Degrading Treatment or Punishmenteen bezoek bracht aan Rwanda, deze commissie door de Rwandese autoriteiten zodanig werd tegengewerkt dat de commissie haar bezoek aan Rwanda heeft opgeschort. In het najaar van 2022 heeft de Rwandese minister van Justitie toegezegd dat het VN-subcomité welkom zou zijn Rwanda te bezoeken, maar of dat inmiddels is gebeurd blijkt niet.
whether the assurances are specific or are general and vague’. In het uitleveringsverzoek heeft Rwanda onder het hoofd ‘
Fair trial guarantees’ erop gewezen dat de Transfer Law een aantal garanties bevat, waaronder “
the right to a fair and public hearing by a competent, independent and impartial court.” Het hof constateert in de eerste plaats dat deze ‘garantie’ niet specifiek voor de zaak van [verweerder] is gegeven of voor de berechting van politieke tegenstanders in algemene zin, maar dat de garantie onderdeel is van de Transfer Law en dus, ook indien daarover in het uitleveringsverzoek niets zou zijn gezegd, toch al op [verweerder] van toepassing zou zijn.
High Courten het
Supreme Court. Deze algemene informatie kan niet als afdoende garantie tegen politieke inmenging worden beschouwd, aangezien wel duidelijk is dat de rechterlijke macht in zaken tegen politieke tegenstanders van het regime niet in alle, maar wel in veel gevallen juist niet onafhankelijk van de politiek opereert. Meer in het bijzonder adresseren deze garanties en wettelijke bepalingen in het geheel niet de in de hiervoor genoemde bronnen gesignaleerde problemen van politieke inmenging en het (hierna te noemen) uitoefenen van ongeoorloofde druk op getuigen.
the length and strength of bilateral relations between the sending and receiving States, including the receiving State 's record in abiding by similar assurances”. Over de bilaterale verhoudingen tussen Rwanda en Nederland heeft geen van partijen in dit verband iets gesteld. Wel heeft de Staat aangevoerd dat Rwanda de garanties die zij had gegeven inzake eerdere uitleveringen vanuit Nederland is nagekomen.
under duress” gedwongen werd een verklaring te ondertekenen en dat hij werd geslagen en bedreigd;
had been undergoing torture and harsh treatment by the prison officials”.
High Courtaan de verdediging heeft meegedeeld dat zij zal onderzoeken of de beweringen waar zijn.
witnesses” – betrekking hebben op de aantijgingen van dezelfde getuige, en dat dit ook ‘bedoeld incident’ is waarop de Staat in zijn memorie van antwoord doelt en waarover het hof heeft geoordeeld in het arrest van 4 mei 2021. Dat laat in ieder geval incidenten (i) en (iv) onvoldoende weersproken. Het hof kan in dit kort geding niet vaststellen of de beweringen van de getuigen waarop [verweerder] zich beroept op waarheid berusten. Het is verder juist dat het
High Courtaan de verdediging heeft meegedeeld dat zij zal onderzoeken of de beweringen waar zijn. Niet blijkt echter dat, waar het incident (ii)/(iii) betreft, inderdaad onderzoek naar deze (zeer ernstige) beschuldigingen is gedaan en wat daarvan het resultaat was. Hetzelfde geldt voor incident (i), dat eveneens ter zitting van het High Court ter sprake kwam. Hoewel dus niet vaststaat dat de bewuste aantijgingen op waarheid berusten, kan wel worden vastgesteld dat de Rwandese rechter daarnaar geen afdoende onderzoek heeft ingesteld.
flagrant denial of justice” is.”
3.Juridisch kader; oordeel hof
gedeeltelijknieuwe omstandigheden waren aangevoerd. Een andere regel zou ook weinig voor de hand liggen, nu nieuwe feiten, omstandigheden en bewijsmateriaal
in samenhang metreeds aangevoerde feiten, omstandigheden en bewijsmateriaal zeer wel kunnen maken dat (alsnog) geoordeeld moet worden dat de opgeëiste persoon door de uitlevering wordt of zal worden blootgesteld aan een schending van zijn fundamentele rechten. [29] Bovendien is een stelsel waarbij de burgerlijke rechter een uitlevering niet mag verbieden als hij tot het oordeel komt dat daadwerkelijk een schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon dreigt, maar de uitleveringsrechter eerder tot een ander oordeel kwam, weinig aantrekkelijk.
Soering-uitspraak heeft het EHRM aanvaard dat “
an issue might exceptionally be raised under Article 6(…)
by an extradition decision in circumstances where the fugitive has suffered or risks suffering a flagrant denial of a fair trial in the requesting country”. [32] De maatstaf van ‘
a flagrant denial of a fair trial’ [33] heeft het EHRM in de
Othman-uitspraak als volgt toegelicht:
Othmanoordeelde het EHRM voor het eerst dat een uitlevering of uitzetting in strijd was met art. 6 EVRM. [35] Othman had voldoende aangetoond dat er na uitzetting naar Jordanië een reëel risico bestond dat in het strafproces tegen hem door foltering verkregen getuigenverklaringen zouden worden gebruikt voor het bewijs, hetgeen volgens het EHRM neerkwam op een ‘
flagrant denial of a fair trial’. [36] Verder heeft het EHRM in zijn rechtspraak de volgende gevallen aangemerkt als vallende in die categorie:
to adduce evidence capable of proving that there are substantial grounds for believing that, if he is removed from a Contracting State, he would be exposed to a real risk of being subjected to a flagrant denial of justice”. De opgeëiste persoon kan er niet mee volstaan te verwijzen naar de algemene mensenrechtensituatie in de verzoekende staat, zonder zich daarbij te beroepen op individuele omstandigheden die de vrees voor een flagrante schending van art. 6 EVRM kunnen onderbouwen. [38] Indien de opgeëiste persoon slaagt in het bewijs, is het aan de aangezochte staat om iedere twijfel weg te nemen. [39]
flagrant denial of a fair trial’ moet de rechter de voorzienbare gevolgen van de uitlevering onderzoeken, in het licht van de algemene situatie in de verzoekende staat en de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon. [40] De persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon betreffen onder meer zijn politieke overtuiging of banden. [41]
Othman-uitspraak heeft het EHRM, in het kader van de vraag of de uitzetting van Othman in strijd was met art. 3 EVRM, hierover als volgt overwogen:
superior in both its detail and its formality to any assurances which the Court has previously examined”, en bovendien “
specific” en “
comprehensive” waren. [43]
4.Bespreking van het middel
gezamenlijkemondelinge behandeling van twee zaken plaatsvindt (in dit geval dus van de onderhavige zaak en de hiervoor in 1.3 genoemde zaak van [...] ), waarin precies hetzelfde aan de orde is (in dit geval uitlevering aan Rwanda voor vervolging wegens genocide), tegen dezelfde wederpartij (in dit geval de Staat) en die zaken daarna ook tegelijk en met nagenoeg dezelfde motivering worden beslist vanwege hun sterke samenhang. Naar het mij voorkomt, komt deze ambtshalve gezamenlijke behandeling en beslissing van beide zaken onmiskenbaar neer op een (vorm van) ambtshalve voeging dan wel vallen zij daarmee gelijk te stellen. Mogelijk heeft het hof dat ook zo gezien. In de zaak van [...] verwijst het hof naar een feit dat slechts uit het dossier van de onderhavige zaak blijkt. Voor de rest heeft het hof in zijn arresten echter nogal eens naar andere feiten verwezen, kennelijk juist gelet op de verschillen tussen beide dossiers. M.i. had het hof, gelet op het voorgaande, het zich makkelijker kunnen maken. Daarbij had het partijen dan wel goed moeten wijzen op het hiervoor genoemde gevolg van een (rol)voeging en had ieder van partijen toegang moeten hebben tot het dossier in de andere zaak.
its declaration under Article 34(6) was being exploited by convicted genocide fugitives”. Het onderdeel klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden of ambtshalve de feitelijke grondslag van de vordering heeft aangevuld, omdat [verweerder] geen stellingen heeft ingenomen over de redenen van Rwanda om die verklaring in te trekken en ook niet ter onderbouwing daarvan naar het thematisch ambtsbericht heeft verwezen. Als het hof dit wel in de stellingen van [verweerder] heeft gelezen, dan heeft het een onbegrijpelijke uitleg aan die stellingen gegeven. Voor zover het hof uit de door Rwanda als reden voor intrekking opgegeven reden afleidt dat ‘
convicted genocide fugitives’ volgens Rwanda geen klacht bij het ACHPR zouden mogen indienen, is dat oordeel bovendien onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd, omdat dit niet kan worden afgeleid uit de opgegeven reden.
convicted genocide fugitives’ volgens Rwanda geen klacht bij het ACHPR zouden mogen indienen, is dat niet onbegrijpelijk. Een direct gevolg van die intrekking is immers het vervallen van hun individuele klachtrecht. De omstandigheid dat volgens Rwanda sprake was van ‘
exploitation’ van het klachtrecht door ‘
convicted genocide fugitives’ doet daaraan niet af. Eventueel misbruik van het klachtrecht zal in de regel immers niet door de rechter worden gehonoreerd.
Executive Summary” van het rapport. De elementen van het rapport waarop [verweerder] met de hiervoor genoemde stellingen een beroep heeft gedaan, komen terug in die samenvatting. Die samenvatting vertoont bovendien een grote overlap met de samenvatting van het 2019 US Country Report, dat [verweerder] volledig als bijlage 14 bij productie 8 bij dagvaarding in het geding heeft gebracht. Voorts kan worden gewezen op de overlap met hetgeen het hof in rov. 8.3 aanhaalt uit het thematisch ambtsbericht. De Staat kan dan ook worden geacht voldoende te zijn geattendeerd en in staat te zijn geweest om te reageren op hetgeen staat vermeld in de passage die het hof in rov. 8.4 aanhaalt.
Transfer Lawniet op haar vervolging van toepassing was. [67] Verder stelt het hof in rov. 5.8.1 onder (b) en (f) uitdrukkelijk vast dat [verweerder] een beroep heeft gedaan op het thematisch ambtsbericht van 2023 en het rapport van Reyntjens uit de zaak van K. Met een en ander zijn in het kader van hoor en wederhoor onmiskenbaar voldoende duidelijk de zaak van [betrokkene 3] en de in dat verband door het hof aangehaalde bronnen aan de orde gesteld. Het middel bevat daarover dan ook geen klacht.
Transfer Law, dat het ACHPR heeft vastgesteld dat de Rwandese autoriteiten desondanks zijn fysieke integriteit niet hebben gerespecteerd en dat in de zaak van [...1] een schending van art. 2 en 3 EVRM is vastgesteld. [68] Zoals in het middel wordt opgemerkt, is de Staat in zijn processtukken op diverse plaatsen ingegaan op de zaak van [...1] . [69] In het kader van hoor en wederhoor is de zaak van [...1] dan ook voldoende aan de orde geweest. Het middel bevat daarover dan ook geen klacht.
right to a defence’ heeft geschonden, welk recht deel uitmaakt van het recht op een eerlijk proces. Bovendien getuigt het niet van een onjuiste rechtsopvatting, noch is het onbegrijpelijk dat het hof bij zijn beoordeling van de algemene mensenrechtensituatie in aanmerking heeft genomen dat Rwanda in de zaak van [...1] ook andere bepalingen uit het Charter heeft geschonden jegens [...1] dan die betrekking hebben op het recht op een eerlijk proces. Dat laat immers zien welke risico’s op schending van mensenrechten er bij uitlevering aan Rwanda in het algemeen bestaan. Daarmee heeft het hof dus niet miskend dat ter beoordeling staat of er een reëel risico is op een flagrante inbreuk op art. 6 EVRM.
Subcommittee on Prevention of Torture and Other Cruel, Inhuman and Degrading Treatment or Punishmenttijdens een bezoek aan Rwanda door de Rwandese autoriteiten zodanig werd tegengewerkt dat de commissie dat bezoek heeft opgeschort en dat de Rwandese minister van Justitie in het najaar van 2022 heeft toegezegd dat het subcomité welkom zou zijn Rwanda te bezoeken, maar dat niet blijkt of dat inmiddels is gebeurd. Het hof verwijst daarbij naar Human Rights Council, Working Group on the Universal Periodic Review, 37th session van 18-29 januari 2020 en het thematisch ambtsbericht uit 2023. Het onderdeel klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden of ambtshalve de feitelijke grondslag van de vordering heeft aangevuld, omdat [verweerder] geen stellingen over het subcomité aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd, en (dus) ook niet ter onderbouwing van die stellingen heeft verwezen naar de door het hof aangehaalde stukken. Als het hof dit wel in de stellingen van [verweerder] heeft gelezen, dan heeft het een onbegrijpelijke uitleg aan die stellingen gegeven, aldus het onderdeel.
due to a series of obstructions imposed by the authorities, such as accessing some places of detention, confidentiality of certain interviews and over concerns that some interviewees could face reprisals”, onder verwijzing naar een persbericht van het subcomité. [73]
Transfer Lawdaartegen onvoldoende waarborgen biedt. [77] Het incident dat het hof heeft weergegeven in rov. 8.15 onder (i) en vervolgens heeft besproken in rov. 8.17 heeft slechts betrekking op de aannemelijkheid van dat laatste feit – dat de
Transfer Lawonvoldoende waarborgen biedt tegen een flagrante schending van art. 6 EVRM – en maakt zélf geen deel uit van de grondslag van de vordering.
Onderdeel 2.1klaagt dat het hof in rov. 5.7 en verder heeft miskend dat, als de uitleveringsrechter heeft geoordeeld dat er voor de opgeëiste persoon geen reëel risico bestaat op een flagrante schending van art. 6 EVRM, de burgerlijke rechter ervan moet uitgaan dat de in de uitleveringsprocedure aan de orde gestelde feiten, omstandigheden en stukken niet voldoende zijn om aan te nemen dat er een reëel risico bestaat op een flagrante schending van art. 6 EVRM, zodat de burgerlijke rechter nog slechts heeft te beoordelen of, uitgaande van het oordeel van de uitleveringsrechter, de bij de burgerlijke rechter aangevoerde andere feiten, omstandigheden en stukken dusdanig zijn dat die maken dat er bij uitlevering tóch een reëel risico bestaat op een flagrante schending van art. 6 EVRM. Deze klacht wordt uitgewerkt en toegespitst op concrete overwegingen van het hof in de onderdelen 5.4, 6.2-6.4 en 7.4.
2022 US Country Reports on Human Rights Practice: Rwanda’ (rov. 8.4); en
ex nuncmoet toetsen. Hij heeft niet aangevoerd dat daarbij geen acht mag worden geslagen op reeds aangevoerde feiten en omstandigheden. Voort heeft [verweerder] in hoger beroep betoogd dat de rechtbank een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd door niet vol en
ex nuncte toetsen. [79]
in zijn gevalreden is om aan te nemen dat de grondrechten niet zullen worden gerespecteerd, maar in rov. 8.11 (in feite) heeft getoetst of er
in algemene zingrond is om voor Rwanda het vertrouwensbeginsel buiten toepassing te laten.
Transfer Lawen op basis van verstrekte garanties, bij de beoordeling of een reëel risico bestaat dat [verweerder] slachtoffer wordt van een flagrante schending van art. 6 EVRM, moet worden beoordeeld of onder die omstandigheden – dus berechting onder de
Transfer Lawen met garanties – voor [verweerder] sprake is van een reëel risico op een dergelijke schending. Als onder die omstandigheden niet is gebleken van flagrante schendingen van art. 6 EVRM, dan kan niet worden aangenomen dat voor een persoon die onder de
Transfer Lawen op basis van verstrekte garanties zal worden berecht, tóch sprake is van een reëel risico op een flagrante schending van art. 6 EVRM vanwege, kort gezegd, de algemene mensenrechtensituatie in Rwanda of de vraag of Rwanda er blijk van geeft te (willen) handelen conform regels van internationaal recht. In ieder geval heeft het hof miskend dat bij de beoordeling of een reëel risico bestaat op een flagrante schending van art. 6 EVRM niet de situatie binnen Rwanda ten aanzien van andere (mensen)rechten dan het door art. 6 EVRM beschermde recht op een eerlijk proces of ten aanzien van regels van internationaal recht moet worden betrokken.
Transfer Law, de andere garanties van Rwanda en de toegezegde monitoring, als waarborgen tegen die schending. In de rov. 5.6 en 8.2 heeft het hof die beoordeling al aangekondigd en gemotiveerd, met een verwijzing naar het feit dat genoemde vraag moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval, en naar de uitspraken in de zaak van K., waarin deze beoordeling ook zo heeft plaatsgevonden. Deze oordelen zijn juist, althans geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, in het licht van de rechtspraak van het EHRM die hiervoor in 3.13-3.19 en in het arrest van het hof is aangehaald, en in het licht van het arrest van de Hoge Raad in de zaak van K. De klachten van de onderdelen 5.1 en 5.2 zijn daarom ongegrond en die van onderdeel 5.3 berust dus op een onjuiste lezing van het oordeel van het hof.
Transfer Lawen de garanties weggedacht – te maken zal krijgen met politieke inmenging in zijn proces. Het hof heeft niet als maatstaf aangelegd of [verweerder] een ‘prominente’ tegenstander van het regime is, omdat volgens hem niet duidelijk is wat in dit verband onder ‘prominent’ moet worden verstaan en bovendien niet alleen ‘prominente’ leden van FDU-Inkingi voor hun veiligheid hebben te vrezen. Vervolgens is het hof in rov. 7.4-7.9 nagegaan of aannemelijk is dat [verweerder] in Rwanda bekend staat als politieke tegenstander van het regime die voor zijn veiligheid te vrezen heeft. Deze wijze van beoordeling – die bepaald voor de hand ligt – stemt overeen met die van het EHRM en met die in de zaak van K. (zie hiervoor in 3.16 en 3.21), zodat de klacht faalt.
Transfer Law, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans onvoldoende (begrijpelijk) is gemotiveerd, omdat het hof het beoordelingskader van het EHRM, waarnaar het hof verwijst, selectief heeft toegepast. Het hof heeft de garanties namelijk niet beoordeeld aan de hand van alle elf door het EHRM genoemde factoren en ook factoren bij de beoordeling betrokken die door het EHRM niet worden genoemd (zoals de algemene mensenrechtensituatie) en ten aanzien van een van de door het EHRM genoemde factoren (monitoring) beslist dat die factor niet, althans maar beperkt, van belang is.
Othman-uitspraak opgesomde factoren niet-limitatief zijn bedoeld en dat de rechter bij zijn oordeel over de vraag of de verstrekte garanties in een bepaald geval het reële risico op een flagrante schending van art. 6 EVRM genoegzaam wegnemen, bovendien alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken, waaronder dus ook de mensenrechtensituatie in een land in het algemeen. Het hof heeft de volgende, in de
Othman-uitspraak genoemde factoren expliciet bij zijn beoordeling van de kwaliteit van de garanties betrokken: (ii) ‘
whether the assurances are specific or are general and vague’ (rov. 8.12-8.13) en (vii) ‘
the length and strength of bilateral relations between the sending and receiving States, including the receiving State's record in abiding by similar assurances’ (rov. 8.14-8.18). Verder heeft het hof bij zijn beoordeling betrokken dat Rwanda partij is bij het IVBPR (vgl. (vi) ‘
whether they have been given by a Contracting State’) en in het bijzonder onderzocht of monitoring een afdoende waarborg vormt tegen een oneerlijk proces (vgl. (viii) ‘
whether compliance with the assurances can be objectively verified through diplomatic or other monitoring mechanisms, including providing unfettered access to the applicant’s lawyers’). Niet blijkt en het middel voert niet aan dat er feiten en omstandigheden dan wel stellingen van partijen zijn die aanleiding geven tot een beoordeling aan de andere in de
Othman-uitspraak genoemde factoren dan wel anderszins van belang kunnen zijn in dit verband.
Transfer Law, onvoldoende garantie bieden tegen het risico van rechterlijke partijdigheid door vatbaarheid voor politieke inmenging, omdat deze te algemeen zijn. Volgens het onderdeel is dit oordeel onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd, omdat het hof in rov. 6.1-6.2 slechts in zaken die niet zijn berecht onder de
Transfer Law, heeft geconstateerd dat de rechterlijke macht vatbaar is voor politieke inmenging. Dat geldt temeer nu met de
Transfer Lawen de verstrekte garanties is voorzien in aanvullende waarborgen, wat maakt dat berechtingen onder de
Transfer Lawdoor het ICTR worden gezien als voorzien van dusdanige waarborgen dat verdachten van genocide in Rwanda een eerlijk proces krijgen, zoals ook het EHRM heeft geoordeeld.
Transfer Lawonvoldoende. Dat oordeel is feitelijk en niet onbegrijpelijk. Dat wordt allicht niet anders door het feit dat in het verleden anders over uitlevering aan en berechting in Rwanda is geoordeeld door het ICTR en het EHRM op basis van de informatie zoals deze toen was.
High Courtop de verklaringen van de getuigen is gereageerd, dat oordeel blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, omdat het hof daarmee heeft miskend dat de stelplicht in dit verband op [verweerder] rust.
High Courtgeen afdoende onderzoek heeft verricht naar de in rov. 8.15 onder (i) t/m (iii) genoemde incidenten, maar uitsluitend dat als feit vastgesteld op grond van de monitoringrapporten en daaraan begrijpelijke gevolgen verbonden.
Transfer Lawen met aanvullende garanties (inclusief monitoring), politieke inmenging of ongeoorloofde druk op getuigen heeft plaatsgevonden en ook niet dat ten aanzien van eerder door Nederland uitgeleverde personen garanties zijn geschonden, aldus het onderdeel.
Othman-uitspraak. Het hof heeft geoordeeld, kort gezegd, dat de verstrekte garanties niet het risico op politieke inmenging adresseren en dat er aanwijzingen zijn (afgeleid uit de zaken van M. en I.) dat Rwanda in het verleden de door haar verstrekte garanties niet is nagekomen. Het hof heeft daarbij als gezegd een juiste – aan de rechtspraak van het EHRM ontleende – maatstaf aangelegd. Voor het overige is zijn oordeel van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. Niet juist – zowel feitelijk als rechtens – is de opvatting van het onderdeel dat alleen kan worden geconcludeerd dat niet op de verstrekte garanties kan worden vertrouwd, als is vastgesteld dat in onder de
Transfer Lawberechte zaken of ten aanzien van eerder door Nederland uitgeleverde personen garanties zijn geschonden of politieke inmenging heeft plaatsgevonden.
whether compliance with the assurances can be objectively verified through diplomatic or other monitoring mechanisms”. Het hof heeft in dat verband, ter beantwoording van de vraag of valt te verwachten dat monitoring ook een wezenlijk gunstige bijdrage zal kunnen leveren op het eerlijk verloop van het proces tegen [verweerder] , in rov. 8.20 in aanmerking genomen dat monitoring in de zaken van M. en I. er kennelijk niet toe heeft geleid dat aantijgingen van foltering door de rechter zijn onderzocht of door de Staat bij Rwanda aan de orde zijn gesteld, en dat politieke inmenging, waaronder ongeoorloofde beïnvloeding van belastende getuigen, niet noodzakelijkerwijs door monitoring aan het licht kan worden gebracht. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (zie hiervoor in 3.19) en is van feitelijke aard. Het is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd, ook niet in het licht van de in het onderdeel aangehaalde stellingen van de Staat, die immers geen betrekking hebben op de vraag of monitoring in het specifieke geval van [verweerder] ertoe zal leiden dat kan worden nagegaan of de verstrekte garanties door Rwanda op de door het hof bedoelde specifieke punten zullen worden nagekomen. Ook dit onderdeel faalt dus.