ECLI:NL:HR:2022:65

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
21/02430
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Rwandese nationaliteit in verband met genocide feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 april 2021. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, die Rwandese nationaliteit heeft en wordt verdacht van betrokkenheid bij genocide in Rwanda in 1994. De opgeëiste persoon heeft verweer gevoerd tegen zijn uitlevering aan Rwanda, met de stelling dat er een dreigende flagrante schending van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou zijn, omdat hij in Rwanda geen effectief rechtsmiddel zou hebben. Daarnaast heeft hij een verzoek gedaan om getuigen te horen, wat door de rechtbank is afgewezen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitlevering aan Rwanda kon doorgaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02430 U
Datum25 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 april 2021, nummer [001] , op een verzoek van de Republiek Rwanda tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben F.T.C. Dölle en G.K. Sluiter, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.