Conclusie
inhoudelijkbekend is geworden met het vonnis. Het hof heeft Lifex c.s. hierin niet gevolgd en haar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit oordeel komt Lifex c.s. in cassatie op. Centrale klacht is dat het hof het aanvangstip van de extra beroepstermijn te vroeg heeft vastgesteld (op 20 december 2022), dan wel die termijn ten onrechte niet heeft verlengd tot het moment dat Lifex c.s. in hoger beroep is gekomen. Ik zie de klachten van dit principale cassatieberoep niet slagen, zodat niet behoeft te worden toegekomen aan het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep over de aanvangsmaatstaf van de verlengde beroepstermijn. Dat bespreek ik niettemin (kort) inhoudelijk.
3.Bespreking van het cassatiemiddel in het principale beroep
onderdeel 1heeft het hof het aanvangstijdstip van de extra beroepstermijn te vroeg vastgesteld, of het hof heeft, aldus
onderdeel 2, die extra beroepstermijn ten onrechte niet verlengd tot het moment waarop Lifex c.s. hoger beroep heeft ingesteld.
wegens een apparaatsfout(zo ook s.t. Curator 3.1.5). Daarmee ontbreekt belang in cassatie bij de klachten [7] . Dat zo’n fout hier niet speelt, licht ik als volgt toe.
wegens een apparaatsfout.
onderdeel 1wordt in essentie gesteld dat het hof een onjuist aanvangsmoment heeft gehanteerd om te bepalen wanneer de extra veertiendagentermijn is gaan lopen waarbinnen Lifex c.s. nog hoger beroep kon instellen. Dat zou niet de dag na 20 december 2022 moeten zijn, maar de dag na 10 januari 2023.
inhoudelijkmee bekend is geraakt [15] èn ook toen pas van de mogelijkheid op de hoogte raakte om alsnog, buiten de wettelijke termijn om, in appel te komen [16] . Daarmee heeft Lifex c.s. gesteld dat het bij de vraag of het appel ontvankelijk is niet (alleen) gaat om
bekendheid met het bestaanvan de te bestrijden uitspraak, maar (vooral) om de
inhoudelijke kenbaarheiddaarvan èn van de mogelijkheid om daar
ondanksde verstreken appeltermijn nog een rechtsmiddel tegen aan te wenden. Omdat Lifex c.s. heeft gesteld [17] dat zij, nadat zij van de inhoud van het vonnis en de extra appelmogelijkheid daartegen op de hoogte is geraakt, binnen veertien dagen appel heeft ingesteld, is volgens de klacht sprake van een tijdig appel en is zij ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard [18] . Dat betekent volgens de klacht dat rov. 2.3 niet in stand kan blijven.
daadwerkelijk bekendis geworden met de inhoud van het vonnis. Daarmee is volgens de klacht gehandeld in strijd met art. 6 EVRM.
uitzonderingis een
apparaatsfout; hiervoor is besproken dat daarvan in deze zaak volgens mij geen sprake is. Wordt daar anders over geoordeeld, dan vangt een verlengde beroepstermijn bij apparaatsfouten aan na de dag van de
verstrekking of verzendingvan de uitspraak aan de partij die in hoger beroep wenst te komen en die extra termijn bedraagt vervolgens veertien dagen – of een zoveel kortere termijn als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn [28] . Onder bijzondere omstandigheden kan deze extra termijn ook weer worden verlengd [29] . Ratio van het gunnen van een extra beroepstermijn in het geval van een apparaatsfout is dat iemand niet buiten zijn schuld als gevolg van een fout of verzuim van (de griffie van) een rechtbank of gerechtshof kan worden afgehouden van een rechtsmiddel dat de wet hem toekent [30] . De mogelijkheid van een extra beroepstermijn na een apparaatsfout geldt zowel voor verzoekschriftprocedures als voor vorderingsprocedures [31] .
art. 6 EVRM-uitzondering [32] . Dit is aan de orde als een partij, anders dan door een apparaatsfout, pas na of zeer kort voor het verstrijken van de rechtsmiddeltermijn wetenschap heeft gekregen van een voor haar nadelige beslissing, waardoor zij geen (reële) mogelijkheid heeft gehad om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding moet dan achterwege blijven voor zover het rechtsmiddel is ingesteld binnen een redelijke termijn, die ook dan veertien dagen bedraagt [33] – of zoveel minder als overeenstemt met een kortere wettelijke rechtsmiddeltermijn. Deze extra termijn vangt aan na de dag waarop de partij die het rechtsmiddel wenst in te stellen het vonnis in persoon is betekend dan wel deze partij anderszins met het vonnis
bekend is geraakt [34] . Anders dan bij de uitzondering die wordt gegund na een apparaatsfout, is de art. 6 EVRM-uitzondering niet alleen van toepassing op de termijn van hoger beroep, maar ziet zij ook op termijnen voor het instellen van andere rechtsmiddelen, bijvoorbeeld de termijn die geldt om in verzet te komen van een verstekvonnis [35] . Daarnaast komt deze uitzondering slechts in beeld als een partij niet is verschenen in de procedure en dus ook geen weet heeft gehad van de procedure [36] . Dat verklaart ook het verschil tussen ‘verstrekking of verzending’ bij een apparaatsfout en ‘bekend raken’ met de uitspraak bij de art. 6 EVRM-uitzondering: in dat laatste geval is er immers geen partij in de procedure verschenen en is er dus ook geen woonplaats/adres bekend waar de uitspraak naar toe zou moeten worden gestuurd.
bekend is gewordenmet de inhoud van het vonnis. Op dat moment is, aldus Lifex c.s., de extra termijn gaan lopen en zij heeft daags daarna, 11 januari 2023, dus tijdig hoger beroep ingesteld [37] .
verstrektof
verzonden. Het criterium ‘bekend geworden met de uitspraak’ is niet van toepassing bij een apparaatsfout, maar bij de art. 6 EVRM-uitzonderingscategorie, dus wanneer een partij niet in de procedure is verschenen en onverkorte toepassing van de handhaving van een rechtsmiddelentermijn dan tot een resultaat zou leiden dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. In het geval van een apparaatsfout, waar het hof veronderstellenderwijs vanuit is gegaan, had het hof dan ook beter kunnen spreken van verzendings- of verstrekkingsmoment van het vonnis aan Lifex, in plaats van wanneer zij hiermee bekend is geraakt. Maar consequenties heeft dit om de nu te bespreken redenen niet.
op 20 december 2022 bekend is geraakt met het vonnisen dat de dag daarna de extra beroepstermijn van veertien dagen is gaan lopen. Hiermee lijkt het hof de stelling van Lifex c.s. dat zij later dan 20 december 2022
inhoudelijkmet het vonnis bekend is geraakt zodat de extra termijn pas op dat moment zou zijn gaan lopen, (impliciet) te hebben verworpen. Vervolgens heeft het hof in rov. 2.5 ook de stelling van Lifex c.s. verworpen dat de door haar aangedragen bijzondere omstandigheden zouden rechtvaardigen dat de extra termijn zou worden verlengd tot na de redelijke termijn van veertien dagen. Dit oordeel is gezien de besproken stand van de rechtspraak goed te volgen. De rechter moet immers strikt de hand houden aan appeltermijnen en het hof heeft in rov. 2.5 overwogen dat snel een ‘lege’ appeldagvaarding uitbrengen zonder grieven hier tot de mogelijkheden behoorde, zodat niet kan worden gezegd dat een verlenging van de extra beroepstermijn in dit geval gerechtvaardigd zou zijn geweest.
inhoudelijkbekend raken met het vonnis’ miskent dat het er bij de art. 6 EVRM-uitzondering om gaat wanneer een partij bekend is geraakt met het veroordelend vonnis in een procedure waarin
zij niet is verschenenen waartegen zij een rechtsmiddel wil instellen. Dat is een andere casus dan onze zaak; Lifex c.s. is verschenen in eerste aanleg en het vonnis waarvan beroep is ondanks de onttrekking van haar advocaat een vonnis op tegenspraak.
geen ruimte is om op grond van specifieke belangen van partijen uitzondering te makenop de strikte regels van rechtsmiddeltermijnen (zie hiervoor in 3.15), zoals deze klacht onder a. t/m d. in wezen wil bereiken. Het gaat bovendien hoofdzakelijk om omstandigheden die het hof blijkens rov. 2.4 in ogenschouw heeft genomen, maar in rov. 2.5 (impliciet) als te licht heeft aangemerkt, of die sowieso voor risico komen van een partij die na te zijn geconfronteerd met onttrekking van haar advocaat heeft verzuimd om tijdig een nieuwe advocaat te stellen. Het argument uit het Haags Betekeningsverdrag, ten slotte, mist in deze context toepassing. Daar ketsen deze klachten al op af.
4.Bespreking van cassatiemiddel in het voorwaardelijke incidentele beroep
een onderdeelmet de klacht dat in rov. 2.5 ten onrechte tot uitgangspunt is genomen dat de termijn voor het instellen van hoger beroep gaat lopen vanaf het moment waarop Lifex c.s. met het vonnis
bekend is geraakt.
bekendis geraakt. Voor zover het hof die regel tot uitgangspunt heeft genomen, getuigt rov. 2.5 van een onjuiste rechtsopvatting. Het gaat erom wanneer het vonnis is verstrekt of verzonden [40] en dat was op 20 december 2022 het geval [41] . Als de veertiendagentermijn afhankelijk zou worden van het subjectieve begrip ‘bekendheid’, dan zou de rechtszekerheid die zo belangrijk is bij appellabiliteit in het gedrang komen.’ De motiveringsklacht is dat voor zover het hof is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting, de overweging dat Lifex c.s. op 20 december 2022 met het vonnis bekend was, zonder nadere motivering, onbegrijpelijk is.
verstrekt of verzondenen niet, zoals het hof lijkt te hebben gedaan, wanneer Lifex c.s.
daarmee bekend is geworden. Maar het is de vraag of het hof hier niet hetzelfde mee heeft bedoeld, omdat het moment van verstrekking/verzending volgens het hof dezelfde dag is als die waarop het hof heeft vastgesteld dat Lifex c.s. bekend is geworden met het vonnis, namelijk 20 december 2022; dan zou de veronderstelling waar de rechtsklacht vanuit gaat niet opgaan en mist deze feitelijke grondslag. Als die veronderstelling wel klopt, lijkt mij de klacht overigens te moeten falen bij gebrek aan belang. De redelijke termijn van veertien dagen is dan immers op precies hetzelfde moment aangevangen (21 december 2022) waardoor het eindoordeel van het hof dat Lifex c.s. te laat hoger beroep heeft ingesteld met haar appeldagvaarding van 11 januari 2023 overeind blijft.