Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [verzoeker] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin het hof het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vernietigd. De rechtbank had op 6 januari 2022 een mondelinge behandeling gehouden en meegedeeld dat op 20 januari 2022 uitspraak zou worden gedaan. Echter, het vonnis dat op 24 januari 2022 is gedateerd, werd pas op 26 januari 2022 aan de partijen verzonden. [verzoeker] heeft verzocht om de rechtbank te bevelen dat APG, zijn schuldeiser, in zou stemmen met de schuldregeling die hij had aangeboden. Het hof heeft geoordeeld dat de datum van de uitspraak in het vonnis bepalend is en dat APG ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat zij dit binnen de wettelijke termijn had ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door APG verschoonbaar was, omdat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van [verzoeker].