ECLI:NL:HR:2022:1401

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
22/01414
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de datum van uitspraak en verschoonbare termijnoverschrijding in schuldregeling

In deze zaak heeft [verzoeker] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin het hof het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vernietigd. De rechtbank had op 6 januari 2022 een mondelinge behandeling gehouden en meegedeeld dat op 20 januari 2022 uitspraak zou worden gedaan. Echter, het vonnis dat op 24 januari 2022 is gedateerd, werd pas op 26 januari 2022 aan de partijen verzonden. [verzoeker] heeft verzocht om de rechtbank te bevelen dat APG, zijn schuldeiser, in zou stemmen met de schuldregeling die hij had aangeboden. Het hof heeft geoordeeld dat de datum van de uitspraak in het vonnis bepalend is en dat APG ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat zij dit binnen de wettelijke termijn had ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door APG verschoonbaar was, omdat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van [verzoeker].

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01414
Datum7 oktober 2022
ARREST
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker],
advocaten: J. van Weerden en E.J.H. Zandbergen,
tegen
AMBITIOUS PEOPLE GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: APG,
advocaat: P.A. Fruytier.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaken C/02/390481 FT RK 21.743 en C/02/390483 FT RK 21.744 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 januari 2022;
het arrest in de zaak 200.306.031/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 april 2022.
[verzoeker] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
APG heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van APG heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
[verzoeker] heeft schulden, onder meer aan APG. [verzoeker] heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend primair om APG op de voet van art. 287a lid 1 Fw te bevelen in te stemmen met de schuldregeling die hij aan zijn schuldeisers heeft aangeboden en subsidiair om hem toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.2
De rechtbank heeft de verzoeken op 6 januari 2022 mondeling behandeld. De rechtbank heeft toen meegedeeld dat op 20 januari 2022 uitspraak zal worden gedaan.
2.3
De advocaat van [verzoeker] heeft op 20 januari 2022 telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank en heeft toen van een administratief juridisch medewerker vernomen dat het primaire verzoek was toegewezen.
2.4
Partijen hebben vervolgens een vonnis ontvangen dat in de aanhef en onder het dictum als uitspraakdatum 24 januari 2022 vermeldt. Dat vonnis is op 26 januari 2022 aan APG toegezonden.
2.5
Op 1 februari 2022 heeft APG hoger beroep ingesteld.
2.6
[verzoeker] heeft op 8 februari 2022 de rechtbank verzocht om de in de het vonnis opgenomen uitspraakdatum te wijzigen van 24 januari 2022 in 20 januari 2022. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De betrokken administratief juridisch medewerker heeft op 10 februari 2022 aan partijen onder meer bericht:
“De gang van zaken in deze is als volgt geweest: ter zitting van 6 jan heeft de rechtbank medegedeeld dat 20 januari 2022 uitspraak zou worden gedaan. Verzoekende partij heeft vervolgens 20 januari 2022 telefonisch de uitspraak ter griffie opgevraagd. De griffie heeft vervolgens 20 januari 2022 telefonisch de uitspraak medegedeeld. Het vonnis kon echter niet eerder door de rechtbank worden afgegeven wat de reden is geweest dat de uitspraak in het vonnis op 24 januari 2022 is gezet. De rechtbank merkt hierbij op dat de verwerende partij niet 20 januari 2022 telefonisch de uitspraak medegedeeld heeft gekregen, maar pas bij het ontvangen van het vonnis op de hoogte is gesteld van de uitspraak.”
2.7
Het hof [1] heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het primaire en het subsidiaire verzoek van [verzoeker] afgewezen. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van APG in haar hoger beroep heeft het hof het volgende overwogen:
“3.9.1 Het hof stelt vast dat het door de rechter ondertekende vonnis waarvan beroep zowel in de aanhef als in het dictum als uitspraakdatum 24 januari 2022 vermeldt. Dat gedurende de mondelinge behandeling in eerste aanleg een andere voorgenomen althans na te streven uitspraakdatum genoemd is, in casu 20 januari 2022, maakt zulks niet anders. Datzelfde geldt ten aanzien van de mogelijk andersluidende mededeling door een administratief juridisch medewerker van betreffende rechtbank. Bepalend is immers niet de streefdatum van een uitspraak maar de feitelijke datum waarop een uitspraak is gedaan.
Verder is in elk geval ook niet gebleken van een/enig mondeling vonnis.
Het beroepschrift van APG is door het hof op 1 februari 2022, en gelet op het vorengaande derhalve binnen de van toepassing zijnde beroepstermijn van 8 dagen, ontvangen. Het hof is dan ook van oordeel dat APG ontvankelijk in haar hoger beroep is.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
[verzoeker] klaagt dat het hof ten onrechte heeft overwogen (a) dat het vonnis van de rechtbank op 24 januari 2022 is uitgesproken, (b) dat niet is gebleken van een mondeling vonnis en (c) dat APG ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat zij binnen de wettelijke termijn hoger beroep heeft ingesteld.
3.2
Termijnen voor het instellen van een rechtsmiddel zijn van openbare orde. In het belang van een goede rechtspleging dient duidelijkheid te bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het instellen van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt. Aan rechtsmiddeltermijnen moet strikt de hand worden gehouden en slechts onder bijzondere omstandigheden is plaats voor een uitzondering. Een uitzondering moet worden aanvaard indien degene die beroep instelt, als gevolg van een door (de griffie van) het gerecht begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat de rechter uitspraak heeft gedaan en als gevolg daarvan het rechtsmiddel niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingesteld. [2]
3.3
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 6 januari 2022 blijkt dat de rechtbank toen heeft meegedeeld dat op 20 januari 2022 uitspraak zal worden gedaan. Uit het hiervoor in 2.6 weergegeven bericht blijkt dat op 20 januari 2022 alleen aan [verzoeker] de beslissing is meegedeeld. APG ontving op 26 januari 2022 het vonnis dat in de aanhef en onder het dictum als uitspraakdatum 24 januari 2022 vermeldt. Aan APG is niet eerder dan op 8 februari 2022 bekend geworden dat de griffie op 20 januari 2022 de beslissing had meegedeeld aan [verzoeker]. Onder deze omstandigheden mocht APG, toen zij op 1 februari 2022 hoger beroep instelde, erop vertrouwen dat de in het vonnis vermelde uitspraakdatum juist was. In het midden kan daarom blijven of de rechtbank al op 20 januari 2022 uitspraak had gedaan. In dat geval zou de overschrijding door APG van de termijn voor het instellen van hoger beroep immers verschoonbaar zijn. Daarop stuit het middel af.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
DIt arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
7 oktober 2022.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 april 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1144.
2.Vgl. HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2814, rov. 3.3.1-3.3.2.