ECLI:NL:HR:2003:AN8489
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het gerechtshof inzake ouderlijk gezag en voogdij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een moeder tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De moeder was ontheven van het ouderlijk gezag over haar minderjarige zoon, en de Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ontheffing, met benoeming van de William Schrikker Stichting tot voogdes. De rechtbank te Rotterdam had op 16 november 2001 de ontheffing van het ouderlijk gezag toegewezen, maar de moeder had hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof had de moeder echter niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat zij haar beroepschrift te laat had ingediend. De moeder stelde dat zij pas op 17 januari 2002 een afschrift van de beschikking had ontvangen, waardoor zij niet tijdig kon reageren.
De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie. Volgens de Hoge Raad moet er duidelijkheid zijn over het tijdstip waarop de termijn voor het instellen van hoger beroep aanvangt en eindigt. In dit geval was de griffie in gebreke gebleven door de beschikking pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep te verstrekken. De Hoge Raad oordeelde dat de moeder ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat zij niet eerder op de hoogte was gesteld van de beschikking. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.