Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.Het heeft daartoe in rov. 5.7 het volgende overwogen.
De door de vrouw aangevoerde omstandigheden waaraan een mogelijk onrechtmatig handelen van de man zou kunnen worden ontleend, hebben plaatsgevonden in de periode tot en met 19 augustus 2008, de dag waarop de hiervoor genoemde bespreking plaatsvond. Bij deze bespreking was de vrouw ook aanwezig. Het hof laat in het midden of tijdens die bespreking de goodwillaanspraken van de man zijn besproken. Zelfs al zou toen alleen zijn gesproken over alimentatie, zoals de voruw stelt, dan blijkt uit de stukken dat de vrouw, haar advocaat en de door deze ingeschakelde accountant op 19 augustus 2008 bekend waren met de genoemde brief van 12 juni 2008 en de daarbij gevoegde (jaar)stukken. In de brief van 12 juni 2008 staat dat in het kader van de herstructurering van de maatschap De Eglantier is besloten om een deel van de uittredersgoodwill, ad € 600.000,-- bruto per participant, vervroegd uit te keren en dat de man uit dien hoofde op 1 januari 2005 een vervroegde uitkering (“upfrontbetaling”) van € 600.000,-- heeft verkregen. De vrouw, althans haar adviseurs, hebben hiermee informatie ontvangen waaruit zij redelijkerwijze hadden kunnen en moeten begrijpen dat de man omstreeks 1 januari 2005, naast het voorschot van € 600.000,--, nog meer goodwillaanspraken had. De omstandigheid dat de totale hoogte van de goodwillaanspraken ad € 1.725.000,-- niet is vermeld in de brief van 12 juni 2008 en ook niet in de jaarstukken van Capricorn & The Fox B.V. maakt dat niet anders. Het had daarom op de weg van de vrouw gelegen om over de hoogte van de aanspraken en de condities waaronder deze zouden worden uitgekeerd, vragen aan de man te stellen. Dat de vrouw, die werd bijgestaan door deskundig te achten adviseurs, dat toen niet heeft gedaan, kan niet ten nadele van de man komen. In het voorgaande ligt al besloten dat het hof de vrouw niet volgt in haar stelling dat de brief, beoordeeld naar de situatie van toen, wat betreft de hoogte van de toegekende goodwillaanspraken ook anders kan worden uitgelegd.
In de brief wordt weliswaar vermeld dat in het kader van de herstructurering van De Eglantier de financiële banden tussen de man en De Eglantier per 1 januari 2005 zijn doorgesneden, maar ook staat in de brief dat in dat kader een aparte stichting (Stichting Gesde) is opgericht voor het beheer en de afwikkeling van de goodwillaanspraken en dat het die stichting is geweest die heeft besloten om een deel van de goodwillaanspraken (groot € 600.000,-- per participant) vervroegd uit te keren. Een redelijke uitleg van die brief brengt mee dat hieruit kan worden afgeleid dat de financiële banden zijn doorgesneden doordat diverse op De Eglantier rustende verplichtingen ter zake van de tot 1 januari 2005 door de man opgebouwde goodwillaanspraken (ad € 1.725.000,--) zijn overgedragen aan Stichting Gesde. Dat de vrouw de brief anders heeft uitgelegd, in die zin dat het grootste deel van de goodwillaanspraken (€ 1.125.000,--) buiten het doorsnijden van de financiële banden blijft, en dat zij daardoor in 2008 aan die brief en de overige door de man verstrekte stukken de conclusie heeft verbonden dat de goodwillaanspraken € 600.000,-- bedroegen, waarvan per saldo geen te verrekenen huwelijksvermogen resteerde, moet daarom voor haar rekening blijven. Daarbij komt dat de man er in deze omstandigheden van heeft mogen uitgaan dat hij de vrouw voldoende heeft voorgelicht over de goodwillaanspraken. Het hof is daarom van oordeel dat de vrouw in ieder geval op 19 augustus 2008 wist, althans behoorde te weten, dat de man aanspraak had op (substantiële) goodwillaanspraken die uitstegen boven de uitgekeerde € 600.000,--, en dat de vrouw daarom geacht moet worden in ieder geval op 19 augustus 2008 bekend te zijn geweest met de gestelde onrechtmatige gedragingen van de man ter zake van die goodwillaanspraken en met de eventueel daaruit voor haar voortvloeiende schade.
In rov. 5.8 heeft het hof geconcludeerd dat de vordering van de vrouw tot
vergoeding van schade uit hoofde van de door haar gestelde onrechtmatige daad is verjaard, dat de vrouw daardoor geen belang meer heeft bij de door haar gevorderde verklaring
voor recht, en dat de vorderingen van de vrouw daarom moeten worden afgewezen.