Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
- Het eerste wrakingsverzoek leidt niet tot verlenging (Vgl. ECLI:NL:HR:2014:3119), ook omdat dat verzoek als zodanig niet heeft geleid tot uitstel van de zitting.
- De aanvankelijk ingeplande zitting op 5 februari 2020 moest worden uitgesteld. Als uitgangspunt leidt een eerste uitstel niet tot verlenging van de termijn. In dit geval had de zitting echter gewoon kunnen plaatsvinden ware het niet dat het taalgebruik van de gemachtigde in de kort voor de zitting toegezonden pleitnota zodanig was dat er aanleiding was om de gemachtigde te weigeren, waardoor de zitting moest worden uitgesteld om belanghebbende in de gelegenheid te stellen een nieuwe gemachtigde te vinden. Anders gezegd: het uitstel was toerekenbaar aan de gemachtigde en daarmee aan belanghebbende. Dit is daarom wel een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft tot verlenging van de redelijke termijn.
- De zitting zou vervolgens op 20 mei 2020 plaatsvinden, maar kon in verband met de maatregelen rondom het Corona-virus geen doorgang vinden. Deze omstandigheid komt niet voor rekening van belanghebbende en verlengt de redelijke termijn daarom niet.
- Het tweede wrakingsverzoek op de eerste zitting heeft ertoe geleid dat een tweede zitting nodig was. Dit is wel een bijzondere omstandigheid die voor rekening van belanghebbende komt, in aanmerking genomen dat het om een tweede wraking ging en dat de wrakingskamer heeft beslist dat belanghebbende misbruik heeft gemaakt van zijn recht om de rechter te wraken.
in beginselniet voordoet indien de behandeling van een zaak ter zitting moet worden onderbroken omdat een verzoek tot wraking is ingediend. [10] Dit uitgangspunt is door de rechtbank eveneens onderkend, maar de rechtbank heeft in het feit dat dit een tweede wrakingsverzoek betrof en de wrakingskamer op dit wrakingsverzoek heeft beslist dat belanghebbende misbruik heeft gemaakt van het wrakingsrecht, aanleiding gezien om (een deel van) de termijnoverschrijding als gevolg van dit tweede wrakingsverzoek voor rekening van belanghebbende te laten komen. Het hof acht deze overwegingen van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven en bevestigt deze. Dat wat in hoger beroep is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- verklaart het incidentele hoger beroep gegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de afwijzende beslissing op het verzoek van de inspecteur tot vergoeding van de door hem gemaakte reiskosten voor de zitting van de wrakingskamer van de rechtbank van 8 juli 2020;
- veroordeelt belanghebbende in de door de inspecteur bij de rechtbank gemaakt kosten tot een bedrag van € 38,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van het hof tot aan de dag van algehele voldoening.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).