Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2020 van de enkelvoudige belastingkamer van deze rechtbank, belast met de behandeling van de hierna te noemen belastingzaak (hierna: de hoofdzaak), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan;
- de reactie van de gewraakte rechter, waarin hij tevens aangeeft niet in de wraking te berusten, gedateerd 29 juni 2020;
- de toelichting op het wrakingsverzoek van de gemachtigde van verzoekster, ontvangen op 6 juli 2020;
- de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak, waaronder de in de hoofdzaak genomen tussenbeslissing van 28 januari 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:341, tot weigering van de heer [naam] (hierna: [naam] ) als gemachtigde van belanghebbende;
- de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 8 juli 2020, waarbij aanwezig waren: de gewraakte rechter, mr. M.R.T. Pauwels, en namens de wederpartij in de hoofdzaak, de inspecteur van de Belastingdienst, mr. B.H. Bouman en A. van Bockel.
2.Het verzoek
3.Feiten
4.Het standpunt van verzoekster
- [naam] is geweigerd als gemachtigde van belanghebbende, hetgeen zeker niet had mogen gebeuren nu er ook een boete in geschil is;
- de rechter de zaak niet, voordat einduitspraak wordt gedaan, heeft willen terugwijzen naar de inspecteur om verzoekster alsnog te horen in bezwaar.
5.Het standpunt van de rechter
- de weigering van [naam] is gedaan in een tussenbeslissing. Zo’n beslissing kan als zodanig nimmer grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1770, ro. 4.2.4). Hier is evenmin sprake van dat de motivering van de weigeringsbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid;
- hij ter zitting – als voorlopig oordeel – heeft kenbaar gemaakt dat hij van plan is de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. Het is aan de rechter voorbehouden of deze al dan niet een (voorlopig) oordeel wil geven ter zitting. Een dergelijke (proces)beslissing is geen grond voor wraking. Overigens valt naar haar aard niet in te zien hoe een dergelijke (niet-)beslissing kan leiden tot vrees voor vooringenomenheid;
- een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet in behandeling moet worden genomen. Het onderhavige wrakingsverzoek is het tweede wrakingsverzoek in de hoofdzaak. Beide wrakingsverzoeken zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden die evident geen grond voor wraking kunnen vormen, gelet op gevestigde jurisprudentie.
6.Het standpunt van de inspecteur
7.De beoordeling
8.Beslissing
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de weigering van [naam] als gemachtigde van verzoekster;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer: BRE 18/3246 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van dit verzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in die zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.