GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Enkelvoudige belastingkamer, optredende, en hierna aangeduid, als ‘geheimhoudingskamer’
Kenmerken: 19/00579 t/m 19/00588-GHK, uitgezonderd 19/00586-GHK (ingetrokken)
Tussenuitspraak op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 september 2019, met de nummers BRE 18/434, 18/435, 18/387, 18/389, 18/55, 18/50, 18/28, 18/26, 18/27 en 18/25 (hierna: de rechtbank-uitspraak),
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
Ontstaan en loop van het geding
1.1.Belanghebbende heeft in de zaken met de rechtbank-nummers BRE 18/434, 18/387, 18/389, 18/55 en 18/25, BPMop aangifte voldaan, waartegen hij bezwaar heeft gemaakt.
De uitspraken op bezwaar in de vier eerstgenoemde zaken hebben geleid tot een teruggaaf van de te veel betaalde BPM. In de vijfde zaak heeft bij de uitspraak op bezwaar geen teruggaaf plaatsgevonden.
1.2.Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gegaan bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.
1.3.In de zaken met de rechtbank-nummers BRE 18/435, 18/50, 18/28, 18/26 en 18/27 zijn naheffingsaanslagen BPM aan belanghebbende opgelegd, waartegen bezwaar is gemaakt.
De naheffingsaanslagen in de eerst- en laatstgenoemde zaak zijn bij de uitspraken op bezwaar vernietigd. De naheffingsaanslagen in de overige drie zaken zijn bij de uitspraken op bezwaar verminderd.
1.4.Belanghebbende is tegen deze uitspraken op bezwaar in beroep gegaan bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen in de eerst- en laatstgenoemde zaak ongegrond verklaard. De overige drie beroepen zijn gegrond verklaard.
1.5.Voor een nadere weergave van het procesverloop tot en met de rechtbankfase, wordt verwezen naar de rechtbank-uitspraak, r.o. 2.33 tot en met 2.42.
1.6.De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen de rechtbank-uitspraak. Bij de motivering van zijn hoger beroep heeft de inspecteur onderstaand schema met kenmerken en nummers gevoegd:
Kenmerk hof
Nummer rb
GBV-nummer
19/00579
18/434
[1]
19/00580
18/435
[2]
19/00581
18/387
[3]
19/00582
18/389
[4]
19/00583
18/55
[5]
19/00584
18/28
[6]
19/00585
18/50
[7]
19/00586
18/27
[8]
19/00587
18/26
[9]
19/00588
18/25
[10]
1.7.Bij brief van 11 november 2019 heeft de inspecteur het hoger beroep in de zaak met hof-kenmerk 19/00586 ingetrokken.
1.8.Belanghebbende heeft tegen de rechtbank-uitspraak met voornoemde tien nummers, ook hoger beroep ingesteld, bij het hof bekend onder de kenmerken 19/00556 tot en met 19/00565.
1.9.In zijn hoger beroep heeft de inspecteur gesteld dat de door belanghebbende gevraagde kentekengegevens (over het moment van registratie in het kentekenregister) geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en, als dit wel het geval zou zijn, hij deze kentekengegevens geheim wil houden, conform hetgeen is bepaald in artikel 8:29 van de Awb. De inspecteur heeft de stukken met de kentekengegevens in een gesloten envelop, gericht aan de geheimhoudingskamer, doen toekomen. Er is geen kopie-set voor belanghebbende met geschoonde gegevens bijgevoegd, de inspecteur wil de stukken met de kentekengegevens kennelijk in zijn geheel voor belanghebbende geheimhouden.
1.10.Gelet op het voorgaande zijn de hoger beroepen van de inspecteur in handen gesteld van de geheimhoudingskamer. Hetgeen in de onderhavige procedures wordt beslist over de kentekengegevens, geldt ook voor de (inhoudelijke) procedures met de hoger beroepen van belanghebbende, zoals genoemd in 1.8.
1.11.De geheimhoudingskamer heeft aan belanghebbende bij brief van 14 november 2019 een reactie gevraagd op de standpunten van de inspecteur, zoals weergegeven in 1.9.
1.12.Belanghebbende heeft bij fax van 21 november 2019 gereageerd en heeft - samengevat - geconcludeerd dat de kentekengegevens op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en dat het verzoek om geheimhouding daarvan verworpen moet worden.
1.13.De door partijen ingediende stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt. Dit geldt niet voor de aan de geheimhoudingskamer (in een gesloten envelop) gerichte (ongeschoonde) stukken, ten aanzien waarvan om geheimhouding is verzocht.