Bij de beoordeling of [geïntimeerde] aan de bewijsopdracht heeft voldaan geldt als uitgangspunt dat vaststaat dat [geïntimeerde] door tussenkomst van een medewerker van Finplan, de heer [naam3] dan wel de heer [naam2] , de overeenkomst heeft afgesloten. Uit de verklaringen van [geïntimeerde] blijkt dat hij zijn financiële wensen heeft besproken met een medewerker van Finplan, die medewerker de financiële gegevens van [geïntimeerde] heeft ingezien en daarop het advies heeft gegeven om de verpande levensverzekering te verlagen zodat een bedrag van NLG 458,- bespaard zou worden om daarmee het specifieke effectenleaseproduct Capital Effect te financieren met een maandelijkse inleg van NLG 501,75. Dit bedrag was afgestemd op het bedrag dat [geïntimeerde] beschikbaar had om vermogen op te bouwen voor zijn pensioen. Uit de verklaring van [de echtgenote] blijkt voorts dat een man genaamd ‘ [naam3] ’ een huisbezoek heeft afgelegd bij [geïntimeerde] om een product af te sluiten. Dat de medewerker van Finplan bij [geïntimeerde] thuis is geweest wordt ondersteund door het feit dat de gesloten overeenkomst door zowel [geïntimeerde] als [de echtgenote] is ondertekend.
Uit deze verklaringen van [geïntimeerde] in samenhang met de door de adviseur van Finplan ondertekende overeenkomst, het faxbericht van 7 september 1998, de overeenkomst van 11 september 1998 en de bankafschriften van oktober en november 1998, volgt dat de adviseur een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan door een product voor te stellen als geschikt voor [geïntimeerde] , althans een product dat berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde] . Die handelwijze sluit ook aan bij de gebruikelijke werkwijze van door Dexia ingeschakelde tussenpersonen, waaronder Finplan, waar [geïntimeerde] zich op heeft beroepen. De beide verklaringen strekken ter aanvulling, in de zin van artikel 164 Rv (oud), van de door [geïntimeerde] en [de echtgenote] ondertekende overeenkomst en de stukken die [geïntimeerde] heeft overgelegd over de gebruikelijke werkwijze van Finplan. Bij dat laatste gaat het – ter aanvulling op de in 2.4 genoemde stukken – om twee afdrukken van de website van Finplan en een visitekaartje van Finplan. Uit deze stukken volgt dat Finplan een gebruikelijke werkwijze had die neerkwam op advisering. Dexia heeft onvoldoende toegelicht dat deze stukken de gebruikelijke werkwijze van Finplan niet juist zouden weergeven; ook als niet in alle gevallen is geadviseerd. Deze gebruikelijke werkwijze sluit aan bij de concrete stellingen van [geïntimeerde] over hoe de tussenpersoon in hun geval heeft gehandeld. De omstandigheid dat [geïntimeerde] zelf ten tijde van het advies werkzaam was bij Finplan doet hieraan niet af. Immers, niet valt in te zien dat hij geen klant zou hebben kunnen zijn van het bedrijf (Finplan) waar hij werkte, noch dat hij, als nieuwe medewerker in opleiding bij gebreke van (voldoende) eigen expertise ter zake, niet zou kunnen zijn geadviseerd om de effectenleaseovereenkomst aan te gaan. Dat het advies (deels) ‘bij de koffie’ in collegiale sfeer is gegeven, met daadwerkelijk een effectenleaseovereenkomst tot gevolg, doet aan de vergunningplichtigheid van de tussenpersoon niet af.
Dat [geïntimeerde] tijdens het getuigenverhoor ten aanzien van de heer [naam3] niet de overeenkomst ‘Capital Effect’ heeft benoemd maakt het voorgaande niet anders, nu uit de overige stukken en de verklaring van [de echtgenote] blijkt dat de heer [naam3] wel degelijk met [geïntimeerde] heeft gesproken over de overeenkomst, mede gelet op het chronologisch verloop tussen het faxbericht van 7 september 1998, de aankoopdatum van de aandelen op 8 september 1998 en het afsluiten van de overeenkomst op 11 september 1998. Ook het feit dat [geïntimeerde] zich heeft vergist in de medewerker die hem daadwerkelijk heeft geadviseerd, maakt het voorgaande – mede gelet op het tijdsverloop na het sluiten van de overeenkomst – niet anders. De vraag of in het kader van een beroep of bedrijf is geadviseerd heeft het hof in rov. 5.16 van het tussenarrest behandeld. In het door Dexia aangevoerde ziet het hof geen aanleiding om op die beslissing terug te komen. Het had op de weg van Dexia gelegen om concreet aan te voeren en toe te lichten dat in onderhavig geval of door deze specifieke tussenpersoon geen vergunningplichtig beleggingsadvies is gegeven. Dexia heeft de gelegenheid gehad een contra-enquête te houden, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Alles overziende is [geïntimeerde] geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs.