In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een afnemer van een effectenleaseovereenkomst tegen Dexia Nederland B.V. De afnemer, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Maliepaard, had eerder bij de kantonrechter vorderingen ingesteld wegens onrechtmatig handelen van Dexia en tekortkomingen in de advisering door Spaar Select. De kantonrechter had Dexia veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, maar had de vordering tot vergoeding van een fictieve restschuld afgewezen. De afnemer ging in hoger beroep tegen deze afwijzing en voerde aan dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de effectenleaseovereenkomst aan te bieden zonder de juiste vergunningen en dat Dexia op de hoogte was van de advisering door Spaar Select.
Het hof oordeelde dat de eerste grief van de afnemer slaagde, omdat Dexia had moeten weten dat Spaar Select als tussenpersoon had opgetreden en dat dit leidde tot schade voor de afnemer. Het hof stelde vast dat de afnemer een fictieve restschuld had van € 7.084,89, die Dexia volledig diende te vergoeden. Daarnaast oordeelde het hof dat de verrekening van een eerder uitgekeerd bedrag door Dexia niet correct was en dat Dexia nog een bedrag van € 2.361,63 aan de afnemer moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft de afwijzing van de vordering tot vergoeding van de fictieve restschuld en de verrekening van de schadevergoeding. Dexia werd veroordeeld tot betaling van de door de afnemer geleden schade, inclusief proceskosten. Het arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het adviseren van klanten en de gevolgen van onrechtmatig handelen in effectenleasezaken.