Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 19/3821 (2006), HAA 19/3823 (2008) en 19/3829 (2014) niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 19/3818 (2003), HAA 19/3819 (2004) en HAA 19/3830 (2015), alsmede de beroepen met de zaaknummers HAA 19/3820 (2005), HAA 19/3822 (2007), HAA 19/3824 (2009), HAA 19/3825 (2010), HAA 19/3826 (2011), HAA 19/3827 (2012) en HAA 19/3828 (2013) met betrekking tot de navorderingsaanslagen ib/pvv, ongegrond;
- verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 19/3820 (2005), HAA 19/3822 (2007), HAA 19/3824 (2009), HAA 19/3825 (2010), HAA 19/3826 (2011), HAA 19/3827 (2012) en HAA 19/3828 (2013) met betrekking tot de boeten, gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2005, 2007, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 voor zover deze betrekking hebben op de boeten;
- vernietigt de boeten die zijn opgelegd voor de jaren 2012 en 2013;
- vermindert de boeten voor de jaren 2005, 2007, 2009, 2010 en 2011 tot de bedragen zoals vermeld onder rechtsoverweging 45;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af;
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.575; en
- draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
2.Feiten
Feiten
1. Achtergrond
2.Berekening
3. Stukken
4.Vervolg
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Voor de jaren 2003 tot en met 2011 kan de verlengde navorderingstermijn worden toegepast ter zake van de in die jaren door belanghebbende genoten reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang, aangezien deze voordelen zijn opgekomen in het buitenland. De omstandigheden dat belanghebbende in Nederland woont en [vennootschap A] en de houdstervennootschap in Nederland zijn gevestigd, doen hier volgens hem niet aan af. In het onderhavige geval worden namelijk door [vennootschap A] op basis van gefingeerde prestaties gelden overmaakt naar een in Zwitserland aangehouden bankrekening bij [bank] ; die gelden zijn eerst gestort op een coderekening in Zwitserland bij [bank] met een rekeningnummer eindigend op het cijfer 20 (hierna: de coderekening) waarvoor uitsluitend de andere middellijke aandeelhouder in [vennootschap A] , [A] , bevoegd is. Vanaf die coderekening is het geld verdeeld tussen de beide middellijke aandeelhouders van [vennootschap A] (belanghebbende en [A] ); de voor belanghebbende bestemde gelden werden daartoe overgeboekt vanaf de coderekening naar de bankrekening van belanghebbende bij [bank] in Zwitserland (hierna ook: de [bank] -rekening). Beslissend daarbij is volgens de inspecteur dat deze rekeningen in Zwitserland werden aangehouden; daarom zijn de door belanghebbende genoten reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang opgekomen in het buitenland als bedoeld in artikel 16, vierde lid, AWR.
Kamerstukken II1989/90, 21 423, nr. 3, blz. 2-3):
Kamerstukken II1995/96, 23 470, nr. 11, blz. 10):
en volledigeaangifte doet dan wel (kort gezegd) juiste
en volledigeinlichtingen heeft verstrekt (cursiveringen door het Hof), voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de (onjuistheid of
)onvolledigheid bekend is of zal worden. Naar het oordeel van het Hof houdt dit vereiste tevens in dat indien een belastingplichtige aanvankelijk onvolledige inlichtingen heeft gegeven en op een later tijdstip alsnog volledige inlichtingen verstrekt, getoetst moet worden of de belastingplichtige ook op dat latere tijdstip niet wist of redelijkerwijs niet behoefde te vermoeden dat de inspecteur met de onvolledigheid bekend zou worden. Alleen in dat laatste geval kan gesproken worden van een daadwerkelijke en volledige inkeer, geheel uit eigen beweging, als bedoeld in artikel 67n AWR.
Dit standpunt is gebaseerd op de onjuiste rechtsopvatting dat nog rechtsgeldig kan worden ingekeerd wanneer de inspecteur al wel concrete vragen heeft gesteld over de onverklaarbare herkomst van bepaalde banktegoeden, maar nog niet heeft vastgesteld of heeft kunnen vaststellen uit welke bron van inkomen deze tegoeden afkomstig zijn. Overigens acht het Hof aannemelijk dat de inspecteur op grond van de uiteindelijk door belanghebbende verstrekte afschriften van de [bank] -rekening, de coderekening en de gegevens en bankafschriften uit de administratie van [vennootschap A] ook zonder de toelichting door belanghebbende had kunnen vaststellen dat de crediteringen van de [bank] -rekening afkomstig waren van [vennootschap A] en dienen te worden aangemerkt als verkapte (middellijke) winstuitdelingen aan belanghebbende.
Hof: 13 oktober 2015], waarin [de inspecteur] [belanghebbende] onder meer heeft verzocht om de vragen in de bijgevoegde ‘Verklaring vrijwillige verbetering’ te beantwoorden en gegevens te overleggen. Vervolgens heeft [belanghebbende] minimaal vier keer verzocht om uitstel van aanlevering van de gegevens waar [de inspecteur] om had gevraagd. De uiteindelijk overgelegde gegevens en het daarbij behorend begeleidend schrijven van de gemachtigde van [belanghebbende] van 19 augustus 2016 maken geen melding van het niet verantwoorde inkomen uit aanmerkelijk belang. [De inspecteur] is pas na onderzoek tot de conclusie gekomen dat de verstrekte informatie/gegevens niet compleet is/zijn en heeft vervolgens met dagtekening 6 oktober 2016 nog een vragenbrief gestuurd. Pas naar aanleiding van deze brief heeft de gemachtigde van [belanghebbende] in zijn reactie hierop van 11 november 2016 melding gemaakt van het bestaan van niet verantwoord inkomen uit aanmerkelijk belang en heeft [belanghebbende] [de inspecteur] verzocht om [vennootschap A] in de inkeer te betrekken en de dividenduitkeringen in box 2 te belasten. De gevraagde bewijsstukken van de herkomst van de crediteringen op de [bank] -rekening van [belanghebbende] zijn in eerste instantie niet verstrekt. Naar aanleiding van een verzoek om nadere informatie van 7 december 2016 is in zijn reactie hierop van 23 januari 2017 door de gemachtigde van [belanghebbende] aangegeven dat [de inspecteur] naar zijn mening met de bankafschriften van de rekening van [belanghebbende] bij [bank] die reeds zijn overgelegd voldoende informatie heeft om de aanslagen op te leggen aan [belanghebbende] en [vennootschap A] . Uiteindelijk is door de gemachtigde van [belanghebbende] nadere informatie verstrekt. Op 17 oktober 2017 heeft [de inspecteur] een brief van gemachtigde met bankstukken over de jaren 2002 tot en met 2014 ontvangen. Het betreft de coderekening bij [bank] te Zwitserland onder nr. [rekeningnummer 1] . Uit analyse van de bankstukken van de coderekening is vervolgens gebleken dat er bedragen zijn overgeboekt naar de persoonlijke [bank] -rekening van [belanghebbende] onder nr. [rekeningnummer 2] . Deze bedragen sluiten aan met de ‘onbekende’ creditboekingen ad € 1.051.101. Op 15 februari 2018 is door [de inspecteur] administratie van [vennootschap A] ontvangen. Hieruit blijkt dat de bedragen welke opkomen op de coderekening afkomstig zijn van de Raborekening van [vennootschap A] . Uit deze informatie blijkt ook dat de overboekingen ten laste zijn gebracht van de winst van de vennootschap. Gelet op de gehele gang van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [belanghebbende] volledig heeft meegewerkt. [Belanghebbende] heeft pas informatie en gegevens verstrekt na het veelvuldig stellen van vragen door [de inspecteur]. Er is dus geen reden om de boeten overeenkomstig voornoemd Memo aan te passen.
5.Kosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.