Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
Volgens het middel moet het voorgaande ook gelden voor het tijdsverloop dat was gemoeid met het door de Rechtbank op verzoek van belanghebbende verlenen van uitstel van het onderzoek ter zitting. In dit verband wijst het middel erop dat na een eerste verzoek tot uitstel meer dan drie maanden zijn verstreken voordat de Rechtbank, zonder enig voorafgaand contact, een nieuwe oproep verzond met een zittingsdatum gelegen na de periode waarvoor belanghebbende verhinderdata had opgegeven. Vervolgens heeft het weer drie maanden geduurd voordat de Rechtbank een zittingsdatum had bepaald, aldus het middel.
4.Ten overvloede
Omdat de cassatiemiddelen niet zijn gericht tegen dit oordeel van het Hof, hoeft in deze zaak niet te worden ingegaan op de vraag die centraal staat in de conclusie van de Advocaat-Generaal, namelijk de vraag of de in artikel 10a AWR in samenhang gelezen met artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit, neergelegde verplichting tot het bij wijze van suppletie alsnog verstrekken van de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, leidt tot een inbreuk ophet in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht dat niemand kan worden gedwongen mee te werken aan zijn eigen veroordeling (het nemo-teneturbeginsel). Omwille van de rechtsontwikkeling en met het oog op duidelijkheid voor de rechtspraktijk zal de Hoge Raad daarop toch ingaan.