ECLI:NL:HR:2004:AQ6911
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en buitenlandse bankrekening
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting die is opgelegd aan de erflater X over het jaar 1987. De Inspecteur heeft deze aanslag vastgesteld na bezwaar van de erven van de erflater, die vervolgens in beroep zijn gegaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur, evenals de navorderingsaanslag, vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 13 augustus 2004 geoordeeld dat de navorderingsaanslag geen betrekking heeft op een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de erflater, via vennootschappen, commanditair vennoot was in een vennootschap die als makelaar in effecten optrad. De transacties werden uitgevoerd door een buitenlandse vennootschap, L Limited, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet voldoende was om de verlengde navorderingstermijn van toepassing te verklaren.
De Hoge Raad heeft de middelen van de Staatssecretaris verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de kosten van het griffierecht zijn vastgesteld op € 409.