In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Enschede tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had het besluit van het college om de bijstand van betrokkene te herzien en terug te vorderen, vernietigd. Dit besluit was gebaseerd op bankafschriften die door de Sociale Recherche Twente bij de bank waren opgevraagd zonder medeweten van betrokkene. De rechtbank oordeelde dat deze handeling in strijd was met het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel, wat resulteerde in een onrechtmatige inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van betrokkene, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college de bankafschriften niet had mogen gebruiken voor de besluitvorming, omdat deze onrechtmatig waren verkregen. Het college werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die op € 1.518,- werden begroot, en er werd een griffierecht van € 548,- opgelegd.