Uitspraak
20.810 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 7 maart 2019 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het betreft een verzoek van betrokkene om terug te komen van eerder genomen besluiten tot intrekking en terugvordering van bijstand. Betrokkene, die vanaf 1994 zelfstandig ondernemer was, ontving bijstand na de beëindiging van zijn onderneming. De bijstand werd in 2004 ingetrokken op basis van vermeende inlichtingenverplichtingen. Betrokkene heeft in 2018 een herzieningsverzoek ingediend, dat door het dagelijks bestuur werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het dagelijks bestuur ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de evidente onredelijkheid van de oorspronkelijke besluiten ter beoordeling stond, terwijl het enkel ging om de afwijzing van het herzieningsverzoek. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren en dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de gevolgen van het tijdsverloop bij het indienen van herzieningsverzoeken. De Raad concludeerde dat de argumenten van betrokkene niet voldoende waren om de afwijzing van het herzieningsverzoek als evident onredelijk te bestempelen.