ECLI:NL:CRVB:2016:4872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van besluiten op herhaalde aanvragen voor bijzondere bijstand tijdens detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de doorbetaling van huur tijdens zijn detentie. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellant in het voorgaande jaar al bijzondere bijstand had ontvangen voor dezelfde kosten. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn uitspraak de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderschreven, die op 23 november 2016 een wijziging in de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op herhaalde aanvragen heeft vastgesteld. De Raad oordeelde dat het college de herhaalde aanvraag inhoudelijk moet behandelen, ook al zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad heeft het college opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak het gebrek in het besluit van 13 april 2015 te herstellen en een inhoudelijke beslissing te nemen op de aanvraag van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van consistentie in de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid en de mogelijkheid voor bestuursorganen om herhaalde aanvragen te heroverwegen. De Raad heeft vastgesteld dat het college ten onrechte het bezwaar tegen het e-mailbericht niet-ontvankelijk had verklaard, en dat dit e-mailbericht als een afwijzing van de aanvraag moet worden beschouwd. De uitspraak heeft implicaties voor de behandeling van aanvragen voor bijzondere bijstand, vooral in situaties van detentie.