In deze zaak gaat het om een verzoek van appellanten om terug te komen van eerdere besluiten tot herziening en terugvordering van bijstand. Appellanten, die sinds 22 maart 2004 bijstand ontvingen, hebben in 2007 bijstand teruggevorderd gekregen vanwege inkomsten uit verhuur van een koopwoning. In 2021 hebben zij verzocht om heropening van de zaak, stellende dat er nieuwe feiten zijn die niet eerder konden worden aangevoerd. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangetoond. De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep van appellanten ongegrond verklaard, omdat de aangevoerde argumenten niet voldoende waren om het besluit van het college te weerleggen. De Raad oordeelt dat de psychische klachten van appellanten niet als nieuw feit kunnen worden aangemerkt en dat de stellingen over onfatsoenlijke behandeling door het college niet zijn onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellanten af.