ECLI:NL:CRVB:2021:470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herziening en terugvordering van WIA-uitkering en toeslag na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die een WIA-uitkering ontving, werd beschuldigd van het exploiteren van een hennepkwekerij in haar huurwoning tussen 1 november 2015 en 3 april 2016. De politie had op 4 april 2016 een in werking zijnde hennepkwekerij met 251 hennepplanten aangetroffen. Het Uwv had op basis van deze bevindingen de WIA-uitkering en toeslag van appellante herzien en teruggevorderd, en een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van haar betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om met verifieerbare gegevens aan te tonen dat zij geen inkomsten uit de hennepkwekerij had ontvangen.
De Raad concludeerde dat de boete van € 40,- evenredig was, rekening houdend met de financiële situatie van appellante. De stelling van appellante dat de hennepkwekerij niet door haar was geëxploiteerd, werd verworpen, omdat zij geen overtuigende onderbouwing had geleverd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en het Uwv.