Uitspraak
22.2326, 23/928 WAJONG
mr. S. Praagman.
OVERWEGINGEN
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Naar aanleiding van het voorkomen van appellant in een uitzending van een televisieprogramma op 5 januari 2020, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant betaalde Wajong-uitkering. In dat kader heeft een medewerker van de directie Handhaving van het Uwv op 10 augustus 2020 een gesprek gevoerd met appellant, zijn verschillende systemen waaronder Suwinet geraadpleegd, is internetonderzoek (iRN) verricht en is informatie opgevraagd bij externe partijen. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 21 augustus 2020. Op basis van dit rapport heeft het Uwv de volgende besluiten genomen.
31 juli 2020 inkomsten heeft gehad uit handel via Marktplaats. Het Uwv heeft de
Wajong-uitkering herzien over de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2020 en een bedrag van € 25.356,- van appellant teruggevorderd.
€ 25.536,- bedraagt, maar omdat de boete in het geval van appellant maximaal € 8.300,- kan zijn, is de boete op dit bedrag vastgesteld.
Wajong-uitkering ten onrechte geen rekening is gehouden met de inkoopfacturen van goederen die appellant via Marktplaats heeft verkocht in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018. Deze kosten zijn in mindering gebracht op de inkomsten. Het Uwv heeft het bezwaar tegen besluit 2 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft voor de berekening van de boete het benadelingsbedrag vastgesteld op € 13.987,-. Dit betreft het bedrag dat het Uwv als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht ten onrechte aan appellant heeft betaald. Daarbij zijn de inkomsten van het dienstverband bij [X] buiten beschouwing gelaten, omdat die zichtbaar waren in de polisadministratie. De boete bedraagt in
Wajong-uitkering van appellant terug te vorderen. Het Uwv heeft hier geen ruimte om een individuele belangenafweging te maken. Ook is daarbij niet van belang of appellant ter zake van de schending van de inlichtingenplicht een verwijt valt te maken. Alleen indien dringende redenen aanwezig zijn, kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellant geen beroepsgronden heeft gericht tegen de berekening van de hoogte van het terugvorderingsbedrag voor zover deze is vastgesteld gelet op de door appellant genoten inkomsten bij [X]. Wel heeft appellant de hoogte van het terugvorderingsbedrag bestreden voor zover dit ziet op de handelsactiviteiten via Marktplaats. Naar aanleiding van het betoog van appellant dat hij ook kosten heeft gehad die in mindering moeten worden gebracht op het terugvorderingsbedrag, heeft het Uwv gelet op de door appellant aangeleverde stukken, waaronder de inkoopfacturen, een kasboek en facturen voor het huren van een auto, het terugvorderingsbedrag in bezwaar verlaagd naar € 24.054,19. Wat appellant heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven om de berekening van het Uwv voor onjuist te houden.
12 januari 2023 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv zijn standpunt met betrekking tot de boete gewijzigd. Het Uwv heeft naar aanleiding van de aangevallen uitspraak vastgesteld dat geen sprake is van grove schuld maar van gemiddelde verwijtbaarheid, zodat de boete in beginsel 50% van het benadelingsbedrag bedraagt. Het Uwv heeft tevens rekening gehouden met de actuele financiële draagkracht van appellant die per 1 januari 2023 is vastgesteld op € 32,- per maand. Omdat bij de categorie normale verwijtbaarheid verlaging van de boete plaatsvindt door de aflossingscapaciteit per maand te vermenigvuldigen met 12 maanden, heeft het Uwv de boete verlaagd naar € 384,-.
6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, mede in de beoordeling betrokken.
31 maart 2019 in mindering te brengen op de Wajong-uitkering niet is gebaseerd op het standpunt dat appellant de inlichtingenplicht zou hebben geschonden. Het Uwv brengt deze inkomsten in mindering op de Wajong-uitkering omdat appellant redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat hij teveel uitkering ontving.
ECLI:NL:CRVB:2021:2012). Het had appellant redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat zijn activiteiten op Marktplaats van invloed konden zijn op zijn Wajong-uitkering. Door deze activiteiten niet te melden heeft appellant de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden.
21 augustus 2020 heeft het Uwv niet alleen aannemelijk gemaakt, maar ook aangetoond dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te doen van zijn handelsactiviteiten via Marktplaats in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2020. Het Uwv was daarom verplicht om aan appellant een boete op te leggen.
2 toegelicht dat wat betreft de mate van verwijtbaarheid geen sprake is van grove schuld maar dat wordt uitgegaan van gemiddelde verwijtbaarheid. Ook heeft het Uwv uiteengezet dat uit een inkomens- en vermogensonderzoek naar voren is gekomen dat appellant een aflossingscapaciteit heeft van € 32,- per maand. Met het opleggen van een boete van 12 maal de maandelijkse aflossingscapaciteit heeft het Uwv voldoende rekening gehouden met de financiële draagkracht van appellant. De Raad is van oordeel dat de boete van € 384,- evenredig is.
€ 136,- vergoedt.