Uitspraak
16 juli 2015, 15/924 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
6 maart 2013 (hierna: rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel), heeft het Uwv in het Rapport werknemersfraude van 15 juli 2014 geconcludeerd dat appellant in de periode van 19 juli 2012 tot 28 januari 2013 inkomsten heeft genoten uit een hennepkwekerij, waarvan hij geen mededeling heeft gedaan aan het Uwv.
WIA-uitkering tot een bedrag van € 13.799,76 heeft het Uwv van appellant teruggevorderd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is door het Uwv bij besluit van 12 januari 2015 ongegrond verklaard (bestreden besluit I).
WIA-uitkering van appellant in de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 januari 2013 en het bedrag van de terugvordering. Het Uwv heeft op 16 november 2015 (bestreden besluit II) het bezwaar gegrond verklaard en de over de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 januari 2013 onverschuldigd betaalde uitkering berekend op € 8.597,38. Dit bedrag is van appellant teruggevorderd.
10 februari 2013 en het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 6 maart 2013, en het Rapport werknemersfraude van 15 juli 2014. Op grond van die gegevens is voldoende aannemelijk geworden dat de hennepkwekerij in de schuur bij de woning van appellant in ieder geval over de periode van 19 juli 2012 tot 28 januari 2013 in bedrijf is geweest en dat appellant daarbij betrokken is geweest. Uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel komt voldoende overtuigend naar voren dat in voormelde periode sprake moet zijn geweest van zeven hennepoogsten met een totale opbrengst van
€ 24.566,18. Deze opbrengst moet volgens het Uwv worden verdeeld over appellant en zijn zoon, zodat het wederrechtelijk voordeel van appellant is berekend op € 12.283,08. Appellant heeft dit bedrag aan berekend wederrechtelijk verkregen voordeel als zodanig niet betwist.
28 januari 2013 niet betrokken is geweest bij de in zijn schuur aangetroffen hennepkwekerij. Uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is immers gebleken dat de hennepkwekerij een half jaar eerder dan de ingangsdatum van de verhuurovereenkomst in bedrijf was.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 12 januari 2015 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 16 november 2015 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.475,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van totaal € 168,- vergoedt.