ECLI:NL:CRVB:2025:1099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de korting van WAZ-uitkering en oplegging van boete wegens schending inlichtingenplicht na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 5 juni 2003 een WAZ-uitkering ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de WAZ-uitkering van de appellant met terugwerkende kracht heeft gekort, omdat hij inkomsten heeft genoten uit een hennepkwekerij die in zijn loods is aangetroffen. De politie ontdekte op 3 juni 2020 een hennepkwekerij met 1.301 hennepplanten in de loods van de appellant. Het Uwv heeft op basis van deze informatie besloten om de WAZ-uitkering van de appellant te verlagen en een boete op te leggen wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank Limburg heeft het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld op 19 juni 2025, waarbij de appellant en zijn begeleider aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv. De Raad concludeert dat de appellant niet met overtuigende en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat hij niet betrokken was bij de hennepkwekerij. De Raad bevestigt dat het Uwv de inkomsten van de appellant terecht heeft geschat en dat de opgelegde boete evenredig is. De Raad oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de bestreden besluiten blijven in stand.