ECLI:NL:CRVB:2020:964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige uitkering op grond van de Uitkeringsregeling Backpay
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, erfgenaam van zijn grootvader die als militair diende tijdens de Japanse bezetting, had een aanvraag ingediend voor een eenmalige uitkering op basis van de Uitkeringsregeling Backpay. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had deze aanvraag afgewezen omdat de grootvader van de appellant op de peildatum van 15 augustus 2015 niet meer in leven was. De Raad oordeelde dat de Uitkeringsregeling Backpay geen wettelijke grondslag heeft en derhalve als buitenwettelijk, begunstigend beleid moet worden beschouwd. De rechterlijke toetsing is beperkt tot de vraag of het beleid consistent is toegepast. De Raad concludeerde dat de minister de aanvraag in overeenstemming met het beleid heeft afgewezen en dat er geen sprake is van schending van fundamentele rechten of discriminatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.