ECLI:NL:CRVB:2018:3
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.N.A. Bootsma
- M. Kraefft
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Regeling Backpay en de voorwaarden voor eenmalige uitkering aan erfgenamen van voormalige ambtenaren en militairen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de Regeling Backpay, die een eenmalige uitkering van 25.000 euro biedt aan voormalige ambtenaren en militairen die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in dienst waren. De zaak betreft een aanvraag van appellant, die als erfgenaam van zijn overleden vader, [naam 2], een uitkering had aangevraagd. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had deze aanvraag afgewezen op basis van de voorwaarde dat de belanghebbende op 15 augustus 2015 in leven moest zijn. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. De Raad stelde vast dat de Regeling Backpay geen wettelijke grondslag heeft en dat de voorwaarden voor de uitkering, waaronder de peildatum van 15 augustus 2015, redelijk zijn. De Raad benadrukte dat de Regeling Backpay is gebaseerd op morele gronden en dat de rechterlijke toetsing beperkt is tot de consistentie van het beleid. Appellant had aangevoerd dat de peildatum discriminerend was en in strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het beleid van de minister niet consistent te achten.
De uitspraak bevestigt dat de Regeling Backpay een buitenwettelijke regeling is, die bedoeld is als morele genoegdoening voor de slachtoffers van de Japanse bezetting. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd, met verbetering van de gronden.